Hartstocht — Charles Péguy

De Franse schrijver Charles Péguy (1873-1914) mag niet ontbreken in de lange rij van figuren die de religie van de liefde propageren. In armoede opgegroeid, ontwikkelt hij als jongeling een vurig antiklerikalisme en droomt hij van een samenleving van liefde en gelijkheid onder mensen. Hij zet zich daarom als schrijver in voor het socialisme, maar geraakt desillusioneerd in het politieke socialisme. In het werk Le Mystère de la Charité de Jeanne d’Arc maakt hij zijn bekering tot het katholicisme wereldkundig, al zal hij nooit een praktiserende gelovige worden. De Franse katholieke gemeenschap reageert helaas gemengd op dit werk. In 1911 publiceert hij Le Porche du Mystère de la deuxième vertu, een jaar later Le Mystère des Saints Innocents; de drie vormen een soort drieluik. De figuur van Jeanne d’Arc blijft hem immens boeien, maar ook de figuren van Eva en Maria. In augustus 1914 wordt hij gemobiliseerd en na amper een maand sneuvelt hij al aan de Marne.

Het is vooral in zijn portrettering van Jeanne d’Arc dat Péguy zich als een fervente christelijke socialist ontpopt waarin de liefde centraal komt te staan. Le Mystère de la Charité de Jeanne d’Arc is opgevat als een dialoog, ja als een passioneel strijdgesprek tussen Jeanne d’Arc en haar zus. Hoe meer deze zus God verdedigt die de zondaar verdoemt, hoe vuriger Jeanne d’Arc tegen de rechtvaardigheid van God fulmineert en godslasterlijk wordt. Waar haalt ze dit lef vandaan? Overtreft het hart van een klein meisje dan de wijsheid van God?

De tirade van Jeanne tegen God vindt zijn ontknoping in het doorbrekende besef dat deze opstand tegen God in naam van de kleine mens — de zondaar ziet zij vooral als een lijdende mens –… niet tegen God ingaat, maar met God meegaat, ja van God uitgaat. ‘Dieu a commencé‘, stamelt Jeanne. Het is God zelf die door Jezus van Nazareth in het hart van de mens de oneindige zorg voor elke unieke mens heeft gelegd, een zorg die ertoe leidt dat men niet kan instemmen met de definitieve teloorgang van de kleine mens. Het is God die van angst beeft om de mens, het is God zelf die God aanklaagt doorheen de mond van Jeanne, of beter gezegd: het is het éne godsbeeld dat het andere aanklaagt. De Schepper hangt af van zijn schepsel, ‘effrayant amour‘.

Misschien heeft geen (christen) gelovige zozeer de liefde van het Ultieme voor elke individuele mens, hoe arm en zondig ook, zo welluidend verwoord. En toch vinden we de gedachte ook in andere religies, bv. in de hartstocht van het Ene voor het vele bij de soefi-mysticus Ibn Arabi, of in de vurige liefde van de chassidische tsaddik voor de mensen aan hem toevertrouwd. Zo staat rabbi Yitchak van Berditsjev bekend om het feit dat hij God voor het tribunaal durfde dagen. 1

Enkele passages uit Le Mystère de la Charité de Jeanne d’Arc:

O, als ik, om de lichamen van de gestorvenen die verdoemd zijn van het eeuwige vuur te redden, mijn lichaam aan het eeuwige vuur zou moeten prijsgeven, geef dan, mijn God, mijn lichaam aan het eeuwige vuur prijs! 2

Het is in die zin dat we Le Porche du Mystère de la deuxième vertu moeten lezen lezen:

De verterende onrust in het hart van Jezus. De onrust het [schaapje, nvdr] niet terug te vinden. Niet te weten. Het nooit terug te vinden. De menselijke onrust. De dodelijke onrust het te moeten veroordelen. Maar uiteindelijk wordt hij gered. De redder is gered. 3

Wonder der wonderen, de onvergankelijke wordt slechts gered van de ondergang dankzij het vergankelijke, en het eeuwige wordt slechts in stand gehouden en gevoed door het tijdelijke. 4

God heeft ons nodig, God heeft behoefte aan zijn schepsel. Hij heeft zichzelf om zo te zeggen ook veroordeeld, daartoe veroordeeld. Hij mist ons, hij mist zijn schepsel. Hij die alles heeft, heeft nood aan wat niets is. Hij die alles kan, heeft nood aan wat niets kan. 5

Ook in Le Mystère des Saints Innocents gaat het nog om deze goddelijke hartstocht van het Ultieme voor de individuele mens:

Ik heb vaak met de mens gespeeld, zegt God. Maar wat een spel, Ik beef er nog van. Ik heb vaak met de mens gespeeld, maar God het was om hem te redden en Ik heb vaak gebeefd van angst hem niet te kunnen redden! 6


1 Eli Wiesel, Vuur in de duisternis. Chassidische portretten en legenden, Servire, Katwijk aan Zee, 1983, p. 102: ‘Door dat te doen wilde hij bewijzen dat men Jood kan zijn met God, in God en zelfs tegen God; maar niet zonder God’. Met dank aan Greta Schacht voor deze verwijzing.

2 Charles Péguy, Oeuvres Poétiques Complètes, Gallimard, Paris, 1957, p. 424.

3 Id., p. 575v.

4 Id., p. 592.

5 Id., p. 613.

6 Charles Péguy, Le Mystère des Saints Innocents, Gallimard, Paris, 1919, p. 56.

Plaats een reactie