Het midden houdt geen stand — W. B. Yeats

De Ierse dichter William Butler Yeats (1865-1939) is één van de grootste Engelstalige dichters, bij wie het religieuze een prominente rol speelt — al is het niet de conventionele religie. In 1923 ontving hij de Nobelprijs voor Literatuur.

Zijn meest bekende gedicht is wellicht The Second Coming uit 1919, waarin zijn diepe angst voor de Westerse cultuur van na de Eerste Wereldoorlog, maar ook zijn theosofische religiositeit verwoord wordt. Zijn woorden klinken ongemeen profetisch.

Misschien méér nog in de algemene cultuur dan op de internationale politieke tribune leidde de twintigste eeuw inderdaad tot het verdwijnen van een verbindend centrum, tot het steeds verder uiteenwaaieren van ideologieën en bevolkingsgroepen. Zijn gedicht beschrijft de twintigste eeuw als een omgekeerde draaikolk waarbij het religieuze Midden compleet zoek geraakt en van de weeromstuit broedertwist en geweld als een vloedgolf van bloed oprijst:

Draaiend en draaiend, de cirkel wordt steeds groter,/ dus hoort de valk de valkenier niet meer;/ alles gaat stuk; het midden houdt geen stand;/ de wereld moet het doen met anarchie,/ bloeddonker komt het tij op. Overal
verdrinkt de ceremonie van de onschuld;/ de beste mensen willen niks, terwijl de slechtste/ vol vuur zijn en volledig overtuigd.
1

Opmerkelijk in het tweede gedeelte van het gedicht is de religieuze duiding hiervan:

Nu zal de openbaring toch dichtbij zijn;/ nu zal de wederkomst toch heel dichtbij zijn./ De wederkomst! Het woord is net gevallen/ als een verschijning van de wereldgeest/ mijn beeld verstoort. Ergens in het woestijnzand/ beweegt een leeuwenlichaam met een mensenhoofd/ en met de lege harde blik als van de zon/ de trage dijen. Alle kanten op/ schieten de schaduwen van bange vogels weg./ Het wordt weer donker, maar ik weet nu/ dat twintig eeuwen stenen slaap/ een nachtmerrie beleven door een schommelende wieg/ en welk ruig beest, nu eindelijk zijn tijd komt,/ kruipt richting Bethlehem, en wordt daar dan geboren? 2

Het leeuwenlichaam in de woestijn is de Satan, als een sfinks voorgesteld: het Kwade zit achter deze evolutie. Is dat net tevéél, de postmoderne fragmentering als boosaardig te duiden?

Twintigste-eeuwse filosofen als Gilles Deleuze zagen de ‘multiplicering’ van de hedendaagse samenleving als een kans tot creativiteit, authenticiteit en léven. Voor Deleuze was zelfs de psychoanalyse van Freud er nog altijd op gericht mensen aan te passen aan de norm en zouden we eerder mensen moeten helpen weg te groeien van de norm naar hun aller-origineelste identiteit toe (‘schizo-analyse’)! De zelfpsychologie van Heinz Kohut meent daarentegen dat mensen inderdaad een referentie nodig hebben om zich aan op te bouwen, door spiegeling en idealisering… Misschien hebben beide gelijk, samen. Misschien moet de mens toch maar vooral ingaan op en meegaan met de Weg, de Werkelijkheid in haar dynamiek.

Misschien is de groeiende diversifiëring van het sociaal-culturele leven een zegen áls en slechts als mensen toch steeds maar het Centrum van de liefde ontdekken en vasthouden. Een wereld met de Liefde als Midden. Dan is de omgekeerde draaikolk geen ramp, maar de toekomst van ‘God’.


1,2 W.B. Yeats, The Second Coming, in Richard Finneran, W.B. Yeats. The Poems, Scribner, New York, 1998; vertaling: Menno van der Beek, verschenen in Liter, jrg. 15 (2012), maartnummer.