De jaren 2016-2020 zullen in de geschiedschrijving herinnerd worden als jaren waarin een fantastisch ego de hele wereld in de ban kon houden. Een gezond ego hebben we nodig om te kunnen functioneren, zoveel is duidelijk. Maar teveel ego is dan weer nefast voor een mens en voor zijn omgeving. We moeten een gezond ego ontwikkelen, maar om het dan te kunnen openbreken en schenken aan elkaar. Dat is de transpersoonlijke levensinstelling waar we als individu moeten naartoe groeien. Trans– is niet on– of voor-persoonlijk, maar wel voorbij en hoger of méér dan persoonlijk…
Het monotheïstische Westen is heel sterk in ethische zelfoverstijging, maar we kunnen ons de vraag stellen of deze zelfoverstijging niet gehandicapt wordt door het sterke insisteren op het individu als onvergankelijke, zelfstandige waarde. Dat ziet het Oosten anders: er is gewoon geen onvergankelijke, zelfstandige waarde in of aan onze identiteit. Elke mens is een steeds veranderende samenstelling van op zich vergankelijke en onzelfstandige elementen.
Ook in het Chinese daoïsme is het ego een illusie en is als mens bestaan een kwestie van voortdurende inoefening van eigen relativiteit. Het daoïstische geschrift de Liezi is een welsprekend vertolker van een dergelijke mensvisie en de spiritualiteit die eruit voortvloeit:
Het lichaam is een tastbare vorm die jou door hemel en aarde is toevertrouwd. Ook het leven is niet van jezelf: het is een harmonie die jou door hemel en aarde is toevertrouwd. Jouw aard en lot zijn niet van jezelf: zij zijn de gang van zaken zoals die jou door hemel en aarde is toevertrouwd. Je kinderen en kleinkinderen zijn niet van jezelf: zij zijn de uitvloeisels die jou door hemel en aarde zijn toevertrouwd. Daarom ben je op reis zonder te weten waar je heen gaat, verblijf je zonder te weten waar je je aan vastklampt en eet je zonder te weten waar het vandaan komt. Jij bestaat uit de krachtige yang-energieën van hemel en aarde; hoe zou je dit kunnen verkrijgen en bezitten?’ (1,14) 1
Dit is de wijsheid waar het daoïsme op aanstuurt: dat we zouden leven in het bewustzijn dat we niets bezitten. Het is de fameuze ‘leegte’ van het daoïsme. Eigen aan het daoïsme is een enorm sterke cultuur van de stilte, de fysieke en op grond daarvan mentale stilte, die ons uit zichzelf (om niet het woord ‘vanzelf’ te gebruiken!) bij de innerlijke of ethische leegte kan brengen. Men kan stellen dat het toelaten van stilte in het (dagelijkse) leven dé spirituele praktijk is in deze religie.
Iemand vroeg aan Meester Liezi: ‘Waarom hecht u waarde aan de leegte?’ ‘In de leegte,’ antwoordde Liezi, ‘gaat het helemaal niet om “waarde hechten” aan”.’ Meester Liezi zei: ‘Voor wie zich wil ontdoen van zijn roem is er niets beter dan stilte, is er niets beter dan leegte. Wie stil is en wie leeg is, vindt zijn juiste plek. Wie echter neemt en geeft, raakt zijn juiste plaats kwijt. Wie met medemenselijkheid en plichtsbesef komt zwaaien als de natuurlijke orde eenmaal is verstoord, zal niet in staat zijn de weg terug te vinden.’ (1,11) 2
Al onze grote woorden en drukke programma’s zullen de samenleving niet redden. Dat zal alleen de stilte, en de leegte, waarin de woordeloze liefde geboren wordt.
1,2 Jan De Meyer, De geschriften van Liezi. De taoïstische kunst van het relativeren, Augustus, Amsterdam, 2008.