Een worden in de Ene — rabbi Schneur Zalman van Lyadi

Afgezien van het (tijdgebonden!) lichaamsvijandige beeld dat in bovenstaande tekst wordt opgehangen, schetst deze een gaaf beeld van non-dualiteit en het centrale karakter van de liefde in de joodse mystiek. De joodse mystiek of ‘traditie’ (‘Kabbala’ in het Hebreeuws) ziet het Ultieme als het in zich onkenbare Oneindige dat zich kenbaar maakt en meedeelt in eigenschappen en krachten. Dat zijn de bekende sefirot van de Adam Kadmon of Levensboom.

Schneur Zalman van Lyadi (1745-1812) is een chassidische mysticus uit huidig Wit-Rusland die de stichter is van de CHaBaD-stroming, zo genoemd omdat ze de ‘hogere’, intellectuele sefirot centraal stelt: Wijsheid (chochma), Begrip (binah) en Kennis (da’at). In de christelijke mystiek zou men dit wezensmystiek noemen. Met ‘kennis’ is een diepe openheid in het bewustzijn voor de goddelijke Aanwezigheid bedoeld, in de kern of grond van de eigen persoon liggend als een ‘vonk’. Daarom zegt Schneur Zalman dat wortel en bron van de menselijke ziel in het Goddelijke ligt. Dààr stijgen wij op naar God en daalt God naar ons neer, continu:

Wat de ziel en de geest van de mens betreft: wie kan hun grootsheid en waarde kennen, in hun verworteling en bron in de levende God? Omdat zij bovendien allemaal van één soort zijn en allemaal één Vader hebben, worden alle Israëlieten ware broeders genoemd uit kracht van de bron van hun zielen in de Ene God; alleen hun lichamen zijn gescheiden. … De essentie van de gehele Torah bestaat erin om de ziel hoog boven het lichaam te verheffen tot zij reikt aan en in de Bron en Wortel van alle werelden, en ook om het licht van de Oneindige naar beneden te halen over de gemeenschap van Israël, d.w.z. in het bron-hoofd van de zielen van geheel Israël, om één te worden in de Ene. Dit is niet mogelijk als er verdeeldheid is tussen de zielen, want de Heilige woont niet in een onreine plaats. 1

Dààr vloeit ook een diepe verbondenheid onder alle mensen uit voort: zij zijn allen één in die Eenheid die in hen schuilt. Omgekeerd kan er dan echter ook geen eenheid met het Ultieme zijn als de onderlinge eenheid gekwetst wordt. Een blije intieme eenheid verbindt hen die het goede doen. Waar goedheid en onderlinge liefde zoek zijn, moeten we in onszelf een diep mededogen opwekken voor de ander en voor het Goddelijke in de ander, dat daardoor in ballingschap is. Ons leven moet gewijd zijn aan het helen (tikkun) van dit Gebrokene, van het terughalen van elkaar van de ‘andere kant’ van gerechtigheid-zonder-liefde naar deze kant van liefde die gerechtigheid integreert:

Zelfs als hij bevolen wordt hen te haten blijft er ook de plicht om hen te beminnen; beide zijn nodig: haat omwille van het kwade in hen, en liefde omwille van het verborgen goede in hen, dat de goddelijke Vonk in hen is die hun goddelijke ziel bezielt. Hij moet ook mededogen in zijn hart opwekken voor de goddelijke ziel, want zij wordt als het ware gevangen genomen in het kwaad van de Andere Kant dat over haar zegeviert in slechte mensen. Compassie vernietigt haat en wekt liefde. 2

Een bijzonder mooie gedachte van de kabbala en het chassidisme: we zijn geroepen op de gebrokenheid van de wereld om ons heen (en in onszelf) te hélen.


1,2 Rabbi Schneur Zalman van Lyadi, Tanya, tr. Nissan Mindel e.a., Kehot Publication Society, ch. 32.