‘Leid me naar de plaats die U me toewijst’ — Epictetus

Het is tragisch dat de vroege Kerk de Grieks-Romeinse religiositeit zonder nuance verketterd en gedemoniseerd heeft, alsof de eigen waarde alleen uitblinkt door het devalueren van alle andere…

Epictetus (50-135) is de meest religieuze van de Griekse stoïcijnen. In zijn uitvoerige Colleges komt keer op keer het geloof in ‘God’ en de diepe overgave aan ‘Hem’ ter sprake. Epictetus is van onder het stof gehaald doordat de cognitieve gedragstherapie zich stoelt op zijn inzicht dat ons denken over de werkelijkheid onze emotionele reactie erop bepaalt.

Maar het meest eigene aan de mens verwaarloost men wel, meent Epictetus, en dat is het ‘beschouwen van Gods werken’:

De mens is door God op de wereld gezet om hem en zijn werken niet alleen te beschouwen, maar ook te doorgronden en te interpreteren. Daarom is het mensonwaardig op hetzelfde punt te beginnen en op te houden als niet-redelijke wezens; dat wil zeggen: je moet daar wel beginnen, maar pas ophouden waar in ons geval de natuur ophoudt, namelijk bij contemplatie, inzicht en een manier van leven die met de natuur harmonieert. Zorg dus dat jullie je laatste adem niet uitblazen voor jullie dat alles hebben bestudeerd. (Colleges 1.6.19-21) 1

— en ook het ‘zingen tot God’:

Als ik een nachtegaal was, zou ik doen wat een nachtegaal doet; was ik een zwaan, dan zong ik als een zwaan. Maar nu ben ik een rationeel wezen, dus moet ik een hymne zingen tot God; dat is mijn taak, die voer ik uit, en zolang me dat gegeven is, zal ik die post niet verlaten. En ik spoor jullie aan met mij datzelfde lied aan te heffen. (Colleges 1.16.20-21) 2

De mens is een deel, een fragment van God, dat noodzakelijkerwijs verlangt om terug te keren tot Hem, om zich een te maken met Hem, bewust, in alle levensactiviteiten:

Jij daarentegen bent wel een doel op jezelf en een fragment van God. Iets in jou is een deel van hem. Waarom herken je die verwantschap dan niet? … Wanneer je de liefde bedrijft, wie ben je dan? Wanneer je met mensen verkeert, aan lichaamsoefening doet, met mensen praat: weet je dan niet dat je daarbij God voedt, God oefent? Je draagt God met je mee, en dat heb je niet in de gaten! (Colleges 2.8.10-12) 3

Uit bovenstaande teksten blijkt duidelijk hoe Epictetus ‘God’ ziet als de Wijsheid die in de werkelijkheid aan het werk is en hoezeer hij geluk of ‘gemoedsrust’ of eenvoud ziet als overgave aan die Wijsheid:

Er is maar één weg naar gemoedsrust (dit moet je ’s morgens vroeg, overdag en ’s nachts voor ogen houden): afstand doen van wat buiten je morele keuze valt, niets als je eigendom beschouwen, alles overlaten aan God. (Colleges 4.4.39)

Als iemand me niet ontvangt, dan wil ik niet per sé binnenkomen, maar ik wil altijd het liefste wat er gebeurt. Ik vind wat God wil namelijk belangrijker dan wat ik zelf wil. Ik voeg me bij hem als een dienaar en een volgeling, ik heb dezelfde impulsen als hij, ik streef naar hetzelfde als hij, kortom, ik wil wat hij wil. (Colleges 4.7.20) 4

Hoe men het Ultieme ook ziet, in alle religies – en dat lijkt de zin van religie te zijn – is geluk, vrede, bevrijding een zaak van overgave aan het leven. (Met dien verstande natuurlijk dat ‘wat we kunnen veranderen, we moeten veranderen’.) ‘Dienaar zijn’ van de Werkelijkheid, haar ‘impulsen’ tot de onze maken — dit hoeft niet onder te doen voor wat Jezus zijn leerlingen leerde.

Het besluit na het lezen van deze teksten kan alleen zijn: er bestonden voor en tijdens het vroege christendom reeds fantastische spiritualiteiten, het was niet allemaal verderf… Het slotgebed is een juweeltje:

Leid me, Zeus, u en het lot,/ naar de plaats die u me toewijst./ Want ik zal zonder aarzelen volgen. En als ik niet wil,/ omdat ik laf ben, dan zal ik evengoed volgen. Wie zich vrijwillig schikt naar het lot, geldt bij ons als wijs en hij kent de wil van de goden. (Handboek 53) 5


1 Epictetus Verzameld werk, vert. Gerard Boter en Rob Brouwer, Atheneum, Amsterdam, 2018. ‘Studie’ vervangen door ‘contemplatie’, naar een Engelse vertaling.