De schat van het Mededogen — Lama Shabkar

Het is jammer dat de hoogste gezagsdragers van de christelijke Kerken tot voor kort het boeddhisme als een nihilisme hebben weggezet. De leegte waarover het boeddhisme spreekt is helemaal geen niets of nihilisme, maar wél de beklemtoning van de radicale vergankelijkheid en wederkerige afhankelijkheid van al wat bestaat. Zij geloven wel degelijk in iets onvergankelijks en onafhankelijks in de mens en in alle dingen. Dit is echter niet meer wat eigen is aan mens en ding. Het is immers dat ‘eiland’ van vrede en vreugde dat alles overstijgt en tegelijk verbindt en één maakt.

De woorden ‘openheid’ en ruimte’ worden vaak gebruikt als synoniemen voor ‘leegte’, maar eigenlijk is het niet uit te drukken in woorden. Leegte heeft immers geen eigenschappen, al is zij overal aanwezig — zoals de lucht. Zij is dus zoiets als de algemeen gedeelde vergankelijkheid én de intieme volheid-openheid temidden van die vergankelijkheid, die haar tegelijk overstijgt en inwoont. Een gedachte die wel sterk de godsidee van de Westerse mystiek benadert…

Net omdat niets op zich staat en alles samenhangt met alles is zelfzucht zinloos en mededogen de enige zinnige levenshouding. Er valt niets voor ‘zich’ te grijpen, want ‘zich’, dat is het samengaan of ‘interzijn’ van je voorouders, vrienden en kennissen, leraars en vijanden, mensen die je goederen en diensten hebben verleend, de kinderen die na je komen enz. In het boeddhisme is leegte=openheid bijgevolg gelijk aan mededogen. Daarom staat het mededogen even centraal in het boeddhisme als de naastenliefde centraal staat in het christendom:

Als een man mededogen heeft, is hij een boeddha; zonder mededogen is hij een Heer des Doods. Met mededogen wordt de wortel van Dharma geplant; zonder mededogen is de wortel van Dharma verrot. Iemand met mededogen is vriendelijk, zelfs als hij boos is; iemand zonder mededogen zal doden, zelfs als hij lacht. Van iemand met mededogen, zullen zelfs vijanden vrienden worden; zonder mededogen veranderen zelfs vrienden in vijanden. Met mededogen heeft men alle Dharma’s; zonder mededogen heeft men helemaal geen Dharma. Met mededogen is men een boeddhist; zonder mededogen is iemand erger dan een ketter.1

Zoals deze tekst mooi zegt: wie niet mededogend is, is geen boeddhist. De hele waarheid van het boeddhisme — dat is de Dharma waarover hier sprake is — hangt af van het beoefenen van mededogen. Alles staat of valt dus met het inoefenen van mededogen.

Dit gebed tot de godsgestalte van het mededogen (Avalokiteshvara in het Indische boeddhisme of Kuan-Yin in het Chinese boeddhisme) bevat dus wijze woorden voor elke samenleving die ten prooi valt aan verruwing en extremisme. Bij doorgedreven analyse blijken we allemaal oneindig verbonden te zijn — wat voor zin heeft hardheid en geweld dan?


1 Lama Shabkar, in Erik Pema Lunsang, Jewels of Enlightenment, Shambala, Boston&London, 2015.