Haat en vriendelijkheid — Boeddha

De wijsheid van de Boeddha is ontstellend eenvoudig, radicaal en origineel. Haat is iets dat in onze gedachten en gevoelens zit, en eerst onszelf vernietigt vooraleer het de ander vernietigt. Hoe vaak koesteren we inderdaad niet het soort gedachten dat in het eerste vers uit de Dhammapada voorkomt:

De haat van hen die vijandige gevoelens koesteren als ‘Hij heeft me uitgescholden, me aangevallen, me verslagen en me beroofd’, komt nooit tot bedaren.

De haat van hen die geen vijandige gevoelens koesteren als ‘Hij heeft me uitgescholden, me aangevallen, me verslagen en me beroofd’, wordt gemakkelijk tot bedaren gebracht.1

Het is onmogelijk wijs en gelukkig te worden zonder dus eerst in zichzelf het kwaad uit te roeien in de vorm van dié gedachten en gevoelens die niet op goedheid gericht zijn. Zonder transformatie van zichzelf en de daartoe vereiste zelfkennis is het onmogelijk om de samenleving te transformeren.

Daarom zal het latere boeddhisme zeggen dat in het beoefenen van mededogen uitgerekend meditatie een centrale rol inneemt. Daar dient immers het tot rust komen toe (de kalmte-meditatie als eerste ‘helft’ van de meditatie). Hier gaat immers de innerlijke troebelheid liggen, zodat we helder kunnen waarnemen. Daar dient ook het analyseren toe (de inzicht-meditatie als tweede ‘helft’ van de meditatie). We ‘stoppen’ om — met mededogen voor zichzelf — helder te gaan in-zien hoe gevoelens en gedachten ons meeslepen en verkeerd doen functioneren. Lijden is immers het gevolg van verkeerde begeerte, en daar is wijsheid de milde genezing voor.

In het boeddhisme staat ook vriendelijkheid centraal:

Haat komt nooit tot bedaren door haat; door vriendelijkheid komt haat altijd tot bedaren – en dit is een eeuwige wet. 2

In de plaats van de woekerende gekwetstheid en haat kunnen we vriendelijkheid cultiveren in onszelf, door de gevoelens en gedachten ervan op te wekken, voor onszelf, onze dierbaren, vijanden en iederéén. Het is een wetmatigheid, zegt de Boeddha, dat geluk op het cultiveren van vriendelijkheid volgt in (formele en informele) meditatie. Geluk, dat zich als een olievlek uitbreidt, net zoals de haat zich als een olievlek uitbreidde. Juist handelen draagt de diepste vreugde in zich.


1,2 Harichandra Kaviratna, Dhammapada. Wijsheid van de Boeddha, Theosophical University Press, den Haag, 2014, hfdst. 1. Tweelingverzen.

Als men spreekt of handelt met een zuiver hart, is geluk als zijn schaduw — de Boeddha

Slecht twee verzen (pada’s) uit de Dhammapada, terwijl in feite heel dit werkje over het juist omgaan met lijden gaat en het hervinden van vrijheid, vreugde, evenwicht en sereniteit:

Dingen worden door geest voorafgegaan: de geest is hun leider, daar komen ze vandaan. Als men spreekt of handelt met een corrupt hart, volgt lijden op de voet, als een karrenwiel het paard. Dingen worden door geest voorafgegaan: de geest is hun leider, daar komen ze vandaan. Als men spreekt of handelt met een zuiver hart, is geluk als zijn schaduw, die hem nooit verlaat. 1

De Dhammapada is het bekendste ‘geschrift’ van de Boeddha (ca. 450-370 v.C.), zowat het ‘Evangelie’ van de boeddhisten; de herhaling wijst op het gesproken en gemakkelijk memoriseerbare karakter ervan.

Vanaf de eerste nummers van dit geschrift worden we naar de essentie van het boeddhisme gebracht: het is de manier hoe we omgaan met de werkelijkheid die deze werkelijkheid kleurt en bepaalt, haar tot onoverkomelijk lijden maakt ofwel tot een plaats waar we ondanks alles vrede kunnen vinden. Onze gedachten bepalen onze ervaring van de werkelijkheid (iets wat we ook bij de stoïcijn Epictetus vinden en in de cognitieve gedragstherapie): ‘de geest is hun leider’. Als we door ‘de juiste aandacht’ ons niet laten meeslepen door onze gevoelens, kunnen we onrust en pijn indijken en sereniteit hervinden.

Aandacht, mindfulness, is de sleutel tot het juist omgaan met pijn en kwaad, omdat deze ons helpt alles in een juist perspectief te plaatsen en adequaat te reageren. En daarvoor is het nodig de diepe rust aan te boren die in ons sluimert: het ‘eiland’ van ongeconditioneerde en empathische Vreugde die ons toelaat alle conditioneringen te overstijgen, en pijn om te zetten in mededogen. Wijze raad in tijden van omgaan met een crisis die ons dooreenschudt.


1 De Dhammapada, vert. Dhammajoti, http://www.suttas.net, 2008, nrs. 1-2.33.39.