Weten dat G*d de Barmhartige is — Menahem Nahum van Tsjernobyl

In de joodse mystiek wordt het Ultieme gezien als een Oneindigheid (Ein Sof) die uitvloeit in kenbare eigenschappen (sefiroth). In dit ‘uitvloeien’ vinden we zeker het neo-platonisme terug, maar uiteindelijk is het vooral een manier om de oneindige verhevenheid van de Bijbelse God samen te denken met zijn oneindige nabijheid.

In alle religies is liefde het motief van deze overgang van het onkenbare Ene in het kenbare vele. Net als bij de soefi mysticus Ibn Arabi is ook bij de chassidische figuur Nahum van Tsjernobyl (1730-1797) dat verlangen of die liefde ten diepste een zaak van barmhartigheid:

God verlangde dat er schepselen zouden zijn die zijn eigenschappen en werken zouden zien en zouden weten dat Hij de ‘Barmhartige’, de ‘Genadige’ en de ‘Lankmoedige’ is. Dit alles kon slechts waargenomen worden in een wereld waarin er schepselen zouden zijn. Daarom was het zijn wil zo een wereld te scheppen, opdat schepselen zijn grootheid zouden kunnen kennen. 1

Deze tekst biedt een joodse versie van het principe dat we in alle religies terugvinden en reeds in vele blogberichten hebben voorgesteld: wat we ‘God’ noemen is het ongekende en onkenbare Mysterie dat op één of andere manier ‘verlangt’ om zich gekend te maken in en door de dingen die onze werkelijkheid uitmaken. Het antropomorfisme (mens-vormige denken) is onvermijdelijk hier.

De Barmhartigheid schept individuele, broze, soms boze schepselen, zodat het zijn/haar barmhartigheid kan bewijzen aan hen, zodat ze het Ultieme kunnen duiden als barmhartigheid, en zelf barmhartig worden voor elkaar. Barmhartigheid als oorsprong, grond en doel van het bestaan. Alleen al te leven, te bestaan, is het teken van de barmhartigheid van God. Dan kan niemand, wat hij of zij ook misdaan heeft, twijfelen aan die barmhartigheid. Hoe dieper iemand zinkt, hoe scherper zelfs hij of zij het wezen van het Ultieme kan ervaren.

Hoe meer God zich door de mens gekend zal weten als Mededogen, hoe meer de Werkelijkheid haar bedoeling zal bereikt hebben. En hoe minder een mens barmhartig is voor een ander, hoe minder hij of zij de volheid van het leven vindt. Dat geldt dan zowel op intiem-individueel vlak als op sociaal-economisch vlak. Deze ‘metafysica van de barmhartigheid’ is wel de diepste grond waarom de chassidim zozeer de vreugde kennen.


1 Menahem Nahum van Tsjernobyl, Me’or E’nayim, in Shimon Shokek, Kabbalah and the Art of Being, Routledge, London, 2001.