Geniet het ogenblik — Saadi

Een man ligt in bed met zijn geliefde, en de plaatselijke muezzin die oproept tot het ochtendgebed krijgt verwensingen toegeslingerd dat hij moet ophouden de dag aan te kondigen, zodat zij verder kunnen gaan met hun zoete kussen en méér. Tenminste toch tot het moment dat de trompetten het Laatste Oordeel inluiden, wil deze man zijn lust niet inruilen voor religie. Carpe diem! Saadi (°1184) was een hofdichter die zijn heerser wel naar de mond wist te praten:

Houd op met kraaien, haan, en gun ons rust,/ niet lang genoeg nog hebben wij elkaar gekust./ Mijn liefs gelaat in ’t zwarte harenwoud/ glanst als ivoor gevat in ebbenhout./ Geniet het ogenblik terwijl het onheil slaapt/ en van het leven je de rijpste vruchten raapt./ Zolang van de moskee geen roep weerklinkt: ‘Verrijs’,/ de trommel zich niet roert in Atabegs paleis,/ is dwaas te noemen hij, die zich van roze lippen/ om haangekraai de zoetheid laat ontglippen… 1

Mis! Saadi is één van de soefi’s, mystici uit de Islam, een religie die zo sterk op de transcendentie van het Ultieme insisteert dat mystiek zo goed als onmogelijk werd en de mystici die er toch rezen dadelijk vervolgd werden. Het gevolg daarvan is dat mystici die hun ervaringen en visie wilden delen zich moesten wenden tot allegorie, iets anders, religieus zeggen met geijkte uitdrukkingen. ‘Zon’ is hier dan het Godsmysterie, ‘maan’ de vriend of leraar die het Ultieme bemiddelt, ‘wijn’ de mystieke ervaring zelf enz. Het gaat in dit gedicht helemaal niet over erotiek maar over religieuze ervaring! De geliefde in zwarte haren, is het onkenbare Mysterie dat zich diep in het hart te ervaren geeft. De muezzin staat voor de officiële islamitische religie die hier geen begrip van heeft en bezworen wordt haar mond te houden; hoe zou de mysticus kunnen terugkeren van zijn intieme godservaring naar de uiterlijke religieuze praktijken? Geniet het ogenblik is helemaal niet het epicuristische carpe diem, maar het ingaan op het Nu-moment van de gods-herkenning. Dus geen erotiek maar mystiek:

Houd op met kraaien, haan, en gun ons rust,/ niet lang genoeg nog hebben wij elkaar gekust./ Mijn Liefs gelaat in ’t zwarte harenwoud/ glanst als ivoor gevat in ebbenhout./ Geniet het ogenblik terwijl het onheil slaapt/ en van het leven je de rijpste vruchten raapt./ Zolang van de moskee geen roep weerklinkt: ‘Verrijs’,/ de trommel zich niet roert in Atabegs paleis,/ is dwaas te noemen hij, die zich van roze lippen/ om haangekraai de zoetheid laat ontglippen…

Mis andermaal! Saadi was een vroege ‘fedeli d’Amore’ — zoals de Franse kenner Henry Corbin deze Perzische mystici heette — voor wie het Ultieme de goddelijke Liefde is in die mate dat er geen onderscheid meer is tussen sacraal en profaan, tussen menselijke liefde en religieuze liefde. Islamitische non-dualiteit dus: er is alleen de goddelijke Liefde die zich in alles manifesteert, ook in man en vrouw. Dit gedicht is dus tegelijk een erotisch gedicht en een religieus gedicht, want de fedele d’Amore heeft leren of mogen in alle menselijke fenomenen de goddelijke Liefde ervaren. Ook de liefde tussen man en vrouw is de plek waar de goddelijke Liefde gebeurt en zich geeft:

Houd op met kraaien, haan, en gun ons rust,/ niet lang genoeg nog hebben wij elkaar gekust./ Mijn l(L)iefs gelaat in ’t zwarte harenwoud/ glanst als ivoor gevat in ebbenhout./ Geniet het ogenblik terwijl het onheil slaapt/ en van het leven je de rijpste vruchten raapt./ Zolang van de moskee geen roep weerklinkt: ‘Verrijs’,/ de trommel zich niet roert in Atabegs paleis,/ is dwaas te noemen hij, die zich van roze lippen/ om haangekraai de zoetheid laat ontglippen…


1 Jacques Benoit, Lusthof der liefde. Soefisme, de mystiek van de islam, Ankh-Hermes, Deventer, 1973.