Mystiek is de ervaring van radicale eenheid, in het Westen tussen de mens en de persoonlijke God die hij liefheeft, in het Oosten tussen de mens en het soms persoonlijk en soms niet-persoonlijk opgevatte Ultieme — Brahman, Leegte, Tao… In dit geval spreekt men van ‘non-dualiteit’. De Islam speelt zich tussen het Westen en het Oosten af, letterlijk en figuurlijk. Bij hen vinden we zowel liefdesmystiek als non-dualiteit, en deze twee inéén.
In de teksten van Rumi wordt meermaals het beeld van lantaarns en Licht gebruikt. Eenzelfde Licht straalt uit tien lantaarns. Zo onderscheiden onze lichamen ons van elkaar, maar de geest die deze lichamen bezielt is dezelfde, en met ‘geest’ bedoelt Rumi hier duidelijk God, zoals hij elders heel vaak God als de ene Ziel in de vele lichamen beschouwt:
Als tien lantaarns aanwezig zijn op één plaats, verschillen ze van elkaar in vorm. Toch kun je, wanneer je de aandacht vestigt op het licht, niet onderscheiden welk licht afkomstig is van welke lamp. In de geest is er geen verdeling, bestaat geen individualiteit. Zoet is de eenheid van de Vriend met Zijn vrienden. Vang de geest op en houd hem vast. Help dit koppige zelf uiteenvallen opdat je hieronder eenheid mag ontdekken als een verborgen schat. 1
Het ego doet ons vastklampen aan onze lichamelijke individualiteit en al wat hieruit voortvloeit, de liefde helpt ons om het ‘koppige zelf’ te laten uiteenvallen zodat we de ‘eenheid ontdekken als een verborgen schat’. Deze non-dualistische taal wordt mooi verenigd met minnemystiek: het is de ‘eenheid van de Vriend met Zijn vrienden’ genieten.
Nog subliemer wordt Rumi in een andere tekst tekst. God, het Ultieme is de ‘Luister’ van de goede mensen (want Hij/Zij/Het is ook voor Rumi Liefde of Goedheid) en zo intiem in hen aanwezig als de ziel in het lichaam aanwezig is. Is het niet de ziel die leeft in het lichaam? Zo lééft God in de mens:
Doe wat juist is, U, Luister der rechtvaardigen, U, Ziel, bevrijd van ‘ik’ en ‘wij’, subtiele geest in man en vrouw. Wanneer man en vrouw één worden, bent U die ene en wanneer die ene wordt uitgewist, bent U daar. Waar is dit ‘wij’ en dit ‘ik’? Aan de zij van de Geliefde. U hebt dit ‘wij’ en ‘ik’ gemaakt om dit spel van dienstbaarheid met Uzelf te spelen opdat U en ik één ziel worden en tenslotte verdrinken in de Geliefde. 2
Opmerkelijk is dat Rumi in deze tekst deze non-dualiteit van de goddelijke Liefde toepast op de liefdesrelatie tussen man en vrouw (of twee menselijke geliefden van welk aard ook). Hun lichamelijk-geestelijke vereniging in seksualiteit en liefde is God — ‘U bent die ene’! Door deze liefde voor elkaar kunnen geliefden boven hun eigen identiteit en zelfs hun twee-eenheid uitgetild worden tot ze in de zuivere Liefde zonder noch enige (gedeelde) individualiteit uitkomen: zij zijn universele liefde geworden, overal aanwezig, alles liefhebbend.
En toch is dit niet het ultieme doel, dat ze zichzelf overstijgen in de kosmische Eenheid. Want God heeft onze individualiteit(en) gemaakt om ‘het spel te spelen van zijn liefde’. De Eenheid is verliefd op de veelheid, zoals de veelheid verliefd is op de Eenheid. Zonder andersheid is er juist geen vereniging mogelijk, dus zoekt Liefde het verschil op, om zich daarna te kunnen verheugen in de vereniging. Hoe zou dit ons kunnen inspireren: onze diversiteit is een liefdesspel dat God met ons wil spelen!
1,2 Rumi, Masnavi, I,678-683.1783-1787, in Eva de Vitray-Meyerovitch, Rumi. Mathnawi, Du Rocher, 2004.