Herstellen — Isaak Luria

De historische context kleurt de spiritualiteit en de mystiek van religies. Dat is vandaag het geval, dat was ook het geval voor de ontwikkeling van de joodse mystiek of de kabbala in de zestiende eeuw. Toen in 1492 het islamitische koninkrijk van Granada viel, werden eerst de moslims uit Spanje verdreven en later ook de Joden (tenzij ze zich bekeerden tot het christendom). Heel wat Joden vertrokken uit Spanje, via Noord-Afrika richting Palestina. In de stad Safed ontstond een bloeiende gemeenschap, eerst onder leiding van Mozes Cordovero en later onder leiding van Isaak Luria. Luria (1534-1572) bleek een uiterst charismatisch leider en mysticus. Hij had een dermate grote invloed op de verdere ontwikkeling van de joodse mystiek dat men ging spreken van de Luriaanse kabbala.

Onder invloed van de dramatische uitdrijving van de Spaanse Joden sloop een tragische dimensie binnen in de joodse mystiek. De schepping was niet meer het harmonische uitvloeien van de kosmos uit een Godheid die ernaar verlangde zich te openbaren, maar een oertragiek, een ballingschap, een breuk. De schepping is ontstaan omdat God zich terugtrok uit een deel van zichzelf en zo bestaansruimte gaf aan de vrije mens (zimzum geheten). Luria ziet de schepping ook als een breken van de vaten van Gods zelfmanifestaties — de zgn. sefira van de kabbala — die het goddelijke Licht moeten ontvangen, wegens te grote druk. Het gevolg van deze oer-breuk is dat in onze wereld het Licht gefragmenteerd terug te vinden is en pijnlijk vermengd met de scherven van deze vaten. Daardoor is alles in wanorde en in ballingschap, van hoog tot laag.

Tot hier de tragische kleur en insteek van de Luriaanse kabbala. Want er staat wel een heel mooie en positieve geesteshouding tegenover. De zin en het doel van de mens is voortaan om de wereld te redden, door hem te helen, weer heel te maken, het herstellen van zijn tragische breuk(en). Het leven is voor de luriaanse kabbalist een leven in dienst van dit kosmische Herstel (tikkun). In al wat we denken en doen moeten we proberen het Licht van tussen de scherven te bevrijden, zodat het weer met het Goddelijke verenigd kan worden.

Dat krijgt heel concrete invulling in het dagelijkse leven: het dient te gebeuren via concentratie gebed (kavvanah), via onthechting en natuurlijk door het vervullen van de geboden (mitzvot). Zo kan het hele leven een zegenen en heiligen worden van de werkelijkheid. Bij de latere chassidim gaat men vooral zoeken om de gebrokenheid van het hart te herstellen: de klemtoon ligt op het innerlijke. Vandaag probeert men een sociale en ecologische invulling te geven aan deze tikkun, om jonge Joden te bezielen.

Je kunt de kosmos herstellen met alles wat je doet — zelfs met eten. Beeld je niet in dat God wil dat je voor je plezier eet of om je buik te vullen. Nee, het doel is herstellen. Vonken van heiligheid vermengen zich met alles in de wereld, zelfs met levenloze voorwerpen. Door een zegen uit te spreken voordat je ergens van gaat genieten, neemt je ziel er spiritueel aan deel. Dit is voedsel voor de ziel. In de Tora staat: ‘Men leeft niet van brood alleen maar eerder van het voedsel dat uit de mond van God vloeit’. Niet enkel het fysieke, maar ook het spirituele — de heilige vonken, die ontspringen aan de mond van God. Als de ziel zelf, die God ons heeft ingeademd. Als je dus brood gaat eten, zeg dan de motz op: ‘Geprezen zijt Gij, Heer, onze God, heerser der wereld, die het brood uit de aarde voortbrengt.’ Door te eten breng je dan vonken voort die naar je ziel haken.  1

Luria voegt eraan toe dat als we de wereld steeds meer zullen hersteld hebben, dat dán de Messias terug zal keren. Hij alleen kan het finale herstel bewerken…

Deze visie op spiritualiteit als herstel van de wereld (tikun olam) kan ons inspireren in tijden van culturele en spirituele crisis. Er gaat veel mis, maar het is onze roeping om te herstellen, en als het onze roeping is moeten wij het ook kunnen.


Met dank aan Greta Schacht!


1 Izaäk Luria, in Daniel Matt, Het hart van de kabbala, p. 196.