Men kan de hindoeïstische mystiek als mystiek van de Aanwezigheid duiden, waar zelfs geen subject meer is dat de aanwezigheid van een object waarneemt, maar objectloze en subjectloze Aanwezigheid, waar alles Eén Smaak is (met een boeddhistische uitdrukking). Het subject is er natuurlijk nog steeds, maar ziet zichzelf niet meer, en de objecten zijn er natuurlijk ook nog steeds, maar ze worden als Geheel waargenomen. Maar zoals bovenstaande tekst zegt, is de eenheid van alles (non-dualiteit, advaita) eigenlijk niet uit te drukken in woorden.
Met humor waarschuwt de Katha Upanishad ons voor wie er over praat, want de eenheidservaring is niet iets dat met het verstand gevat en dus uitgedrukt kan worden:
Het Zelf wordt nimmer begrepen, als een gewoon iemand er over spreekt. Iedereen denkt er anders over. Wanneer iemand over dat Zelf spreekt die Het heeft gerealiseerd, is iedere discussie voorbij. Het Zelf is voorbij iedere logische beredenering. IJler dan het ijlste is Het. 1
Het gaat ook boven gevoelens uit, het is ook niet met de wil op te wekken. Alleen het liefdevolle verlangen ernaar haalt het dichterbij. Het zit ‘diep’ onder en in alle psychische vermogens van de mens, daarom situeert men het in het hart, in de kern van de mens:
Ieder weldenkend mens zal plezier en pijn opgeven als hij gaat leren hoe hij op het Zelf gericht kan blijven en hoe hij dit aloude en zo moeilijk te begrijpen Zelf in zijn hart kan bewaren. Daar, in de diepste diepte, is Het aanwezig en gaat Het schuil achter de bewegingen van het intellect, in het midden van de ellende (van een vergankelijke belichaming). … Het Zelf weet alles, wordt niet geboren, sterft niet, is niet het gevolg van enige oorzaak, is onafhankelijk, ongeboren, eeuwig, onveranderlijk en aloud. Hoe kan de dood van het lichaam het Zelf deren? 2
Iedereen heeft het, maar niet iedereen ervaart het. Het is het Onvergankelijke in het vergankelijke, zowel in de kosmos als in de individuele mens. In de religieuze filosofie van de Upanishaden wordt het vaak Sat-Chit-Ananda genoemd, zijn-bewustzijn-vreugde, puur, zonder inhoud, zonder object en subject. Terwijl we dit lezen zullen we daar waarschijnlijk alweer een voorstelling bij hebben of van maken. Zeker het woord ‘bewustzijn’ is problematisch. Men gebruikt wel eens de uitdrukking van Krishnamurti: het is choiceless awareness, (keuzeloos) gewaarzijn.
Het Zelf is kleiner dan het kleinste, groter dan het grootste. Het is in ieders hart aanwezig. Wie niet langer begeerten koestert en innerlijk tot rust is gekomen wordt doorschijnend en kan daardoor de glorie en de luister van het Zelf bewaren. Die mens stijgt uit boven alle verdriet. … Wie het Zelf kent als zonder lichaam temidden van alles wat belichaamd is, als onveranderlijk temidden van alles wat verandert, heel groot en allesdoordringend, dié mens stijgt uit boven alle verdriet. Het Zelf wordt niet gekend door veel te studeren, noch door diep na te denken, noch door er veel over te horen. Het kan alleen worden gekend door diegene die het Zelf liefheeft. Aan die zoeker toont het Zelf zijn ware aard. … Het individuele Zelf, ātman, is als een gast die in de koets van het lichaam wordt rondgereden. Het intellect (buddhi) is de koetsier met de geest (manas) als teugels. … Het Zelf is in alle schepselen aanwezig. Het maakt zich niet openlijk bekend. Wie werkelijk inzicht heeft, kan het ontwaren door zijn eenpuntige en verfijnde aandacht. 3
Maar de laatste zin van bovenstaande tekst laat begrijpen dat het niet zomaar lege aandacht is: Het wordt ontwaard door aandacht, en is dus nog zomaar die aandacht niet. ‘Hier barst de taal’ dus. Het is niet iets, het is niet alles, het is niet niets. Daarom dat de Bhagavad Gita de weg van de kennis als uitzonderlijk moeilijk duidt en de weg van de minne voor de persoonlijk opgevatte Godheid voorstelt. Het is nochtans ook geen persoonlijke God — maar dit benadert Het misschien toch nog het beste. Thomas Merton gebruikt de uitdrukking ‘transcendente Subjectiviteit’, een heel geslaagde uitdrukking, maar alleen wie het ervaart zal het begrijpen.
Misschien zouden we het ‘het licht van de liefde’ kunnen noemen. Aanwezigheid is ook een treffende uitdrukking, maar niet zomaar de aanwezigheid van de dingen, maar de Aanwezigheid in de dingen, al is de aanwezigheid van de dingen net ook die Aanwezigheid.
1,2,3 Katha Upanishad, in Douwe Tiemersma (ed.), De elf grote Upanishaden, Advaita Centrum, Leusden, 2004, 2,8.12.18.20.22v; 3,3.12.