De manifestatie van het Verborgene — John Scotus Eriugena

Geen figuur in het christendom heeft zo’n uitgesproken non-dualistische visie op de werkelijkheid als deze Ierse filosoof-theoloog, John Scot Eriugena (800- ca. 877). Wellicht komt dat omdat de Ierse spiritualiteit van meetaf aan veel dichter bij de natuur, bij de kosmos is gebleven. Het komt wellicht ook omdat Eriugena dicht bij het neo-platonisme blijft (terwijl Thomas van Aquino voor Aristoteles koos). De invloed van Eriugena op latere filosofen, theologen en mystici is vermoedelijk bijzonder groot, van Spinoza tot Hegel, van Meister Eckhart tot de kabbala en zo misschien ook het soefisme.

Voor Eriugena is de werkelijkheid viervoudig, of vier-één: je hebt de Natuur voor zover zij niet geschapen is maar wel schept; je hebt de Natuur voor zover zij voortgebracht is én schept; je hebt de Natuur die geschapen is en zelf niet kan scheppen; er tenslotte heb je de Natuur voorzover zij niet geschapen is en niet (meer) scheppend is. Velen zullen hierin een voorbode horen van Spinoza’s Natura naturans en Natura naturata. De Natuur in haar eerste dimensie is God; in haar tweede instantie is zij de dingen als ideeën, allemaal vervat in de goddelijke Logos, het Woord; in haar derde aspect is zij de tijdruimtelijke kosmos met de mens daarin; in haar vierde aspect is zij de eindtijdelijke werkelijkheid, terug opgenomen in God.

Zo is er maar één Werkelijkheid — de goddelijke Natuur –, vóór de schepping, tijdens de schepping en na de schepping. In zichzelf, zegt Eriugena, is God een zuiver Niets (wat aan Meister Eckhart doet denken), maar hij wordt Alles in de schepping. De kosmos is niets anders dan het zich ontvouwen van de goddelijke Natuur, zij is er de verschijning van in tijd en ruimte. God toont zich dus ook aan de zintuigen in de geschapen wereld om ons heen:

Daarom is God alles wat waarlijk is, want hij maakt alle dingen en is in alle dingen gemaakt, zoals de heilige Dionysius de Areopagiet zegt. Want alles wat begrepen en waargenomen wordt is niets anders dan de verschijning van wat niet verschijnt, de manifestatie van het verborgene, de bevestiging van het ontkende, het bevatten van het onbevattelijke, het uitspreken van het onuitsprekelijke, de toegang tot het ontoegankelijke, het begrip van het onbegrijpelijke, het lichaam van het onlichamelijke, de essentie van het superessentiële, de vorm van het vormeloze, de maat van het onmetelijke, het getal van het ontelbare, het gewicht van het gewichtloze, de materialisatie van het geestelijke, de zichtbaarheid van het onzichtbare, de plaats van het niet geplaatste, de tijd van het tijdloze, de definitie van het ongedefinieerde, de omtrek van het onbegrensde en de andere dingen die alleen door het zuivere intellect gekend en waargenomen worden, die niet in de diepte van het geheugen bevat kunnen worden en die ontsnappen aan de scherpte van het verstand. 1

Om zijn verdediging van deze radicale eenheid tussen Schepper en schepping werd dit werk van Eriugena veroordeeld. Bijzonder interessant en relevant bij deze filosoof/mysticus is de beleving van de gehele kosmische wereld als een Theofanie, wat in bovenstaande tekst tot uitdrukking komt. Er is geen radicaal onderscheid tussen de mensen en de dingen die ons omgeven: zij zijn een verschijning van de verborgen Godheid. Alle dingen bevatten hem zoals kleren een gestalte, zoals een lichaam een menselijke ziel en geest. Overal is hij zichtbaar en ervaarbaar — een gedachte die ook bij Nikolaus van Cusa terugkeert. Het wordt al minder erg theoretisch wanneer we nadenken over de gevolgen van deze non-dualiteit voor onze naastenliefde: elke medemens is een Theofanie.


1 I.P. Sheldon-Williams, & J.J. O’Meara (Tr.) Eriugena: Periphyseon (The Division of Nature), Bellarmin, Montreal/Paris, 1987, III, 633.