Reikhalzen — Gregorius van Nyssa

Gregorius van Nyssa is een heel belangrijke figuur voor de christelijke mystiek. Verschillende thema’s die deze kleuren duiken bij hem op: spiritualiteit als een progressief omvormingsproces, godservaring als een ervaring van duisternis, de onkenbaarheid van het Godsmysterie, de liefde als kennis, de geestelijke zintuigen enz.

Maar misschien verdient hij vooral méér bekendheid omwille van zijn teksten over de epektasis of het ‘reikhalzen’ (naar God). De idee of toch zeker de term heeft hij opgepikt bij Paulus, die in de Brief aan de Filippenzen (3,12-14, herziene Statenvertaling) schrijft: ‘Niet dat ik het al verkregen heb of al volmaakt ben, maar ik jaag ernaar om het ook te grijpen. Daartoe ben ik ook door Christus Jezus gegrepen. Broeders, ikzelf denk niet dat ik het gegrepen heb, maar één ding doe ik: vergetend wat achter is, mij uitstrekkend (epekteinomenos) naar wat voor is, jaag ik naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus.’

Voor Gregorius is dit reikhalzen naar het Ultieme niet alleen de kern van de geestelijke weg, maar ook van de godservaring zelf. Alle andere ervaringen zijn eigenlijk meer zelf-ervaringen van de mens, want God ontsnapt radicaal aan het grijpen en ervaren van de mens. Maar zo kan het ervaren van zijn eeuwig-ontsnappen een indirecte godservaring worden.

De ziel, uitgegaan op het woord van haar Geliefde, zoekt Hem maar vindt Hem niet. Ze roept Hem aan, hoewel Hij door geen enkel woordelijk symbool kan worden bereikt, en de wachters (d.i. de engelen) vertellen haar dat ze verliefd is op het onbereikbare en dat het object van haar verlangen niet kan worden begrepen (of gegrepen, nvdv). Op deze manier wordt ze in zekere zin gewond en geslagen vanwege de frustratie van haar verlangen, nu ze denkt dat haar verlangen naar de Ander niet kan worden vervuld of bevredigd. 1

Het smartelijke ontsnappen van het Ultieme aan onze greep kan omgezet worden in een hartstochtelijk steeds verder op weg gaan en blijven reikhalzen. Het verlangen zelf wordt de plaats waarin de aanwezigheid van God en zijn werking wordt ervaren.

Maar de sluier van haar verdriet wordt verwijderd wanneer ze leert dat de ware bevrediging van haar verlangen erin bestaat voortdurend door te gaan met haar zoektocht en nooit op te houden in haar opstijging, aangezien elke vervulling van haar verlangen voortdurend een verder verlangen naar het Transcendente opwekt. Zo wordt de sluier van wanhoop weggescheurd en realiseert de bruid zich dat ze in alle eeuwigheid steeds meer van de onbegrijpelijke en onverhoopte schoonheid van haar Geliefde zal ontdekken. Dan wordt ze verscheurd door een nog dringender verlangen. 1

Voor Gregorius is dit een onophoudelijke proces. Het groeiende bewustzijn van het steeds anders en groter zijn van het Goddelijke maakt een steeds grotere ruimte in het hart van de mens, zodat God weer steeds groter en anders kan ervaren worden enz. Het steeds wijder zijn van de menselijke hart correspondeert met het steeds groter zijn van het Godsmysterie. Hoe wijder het hart hoe meer God zich kan meedelen.

Deelname aan het goddelijke Goede is zodanig dat, daar waar het plaatsvindt, het de deelnemer steeds groter en ruimer maakt dan voorheen, waardoor het in omvang en kracht toeneemt, zodanig dat de deelnemer, die op deze manier wordt gevoed, nooit stopt met groeien en steeds groter en groter wordt. Inderdaad, zoals de Bron van het goede blijft stromen en oneindig opwelt, zo groeit ook de deelnemer, naarmate hij groter wordt, steeds meer in verlangen, door het feit dat niets dat hij ontvangt verloren gaat of ongebruikt blijft, en alles wat instroomt produceert een toename van de capaciteit. De twee zijn dus functies van elkaar: het vermogen dat wordt gevoed groeit door de ontvangst van het goede, en de voedende Bron blijft overlopen naarmate de toegenomen voorraad goederen steeds groter wordt. Het is dus duidelijk hoe groot het kan worden, aangezien er geen limiet is om zijn groei te stoppen. 2

In één enkele zin uit een commentaar op het Hooglied vat Gregorius zijn visie gebald samen: de enig mogelijke godservaring, is dit steeds verder en dieper hunkeren naar God, dit altijd hoger reikhalzen naar het Onbereikbare. Het smartelijke niet-hebben wordt het gelukzalige niet-hebben. De openheid van het verlangen is de vervulling zelf. Maar zijn eigenlijke woorden zijn nog rijker:

Hierdoor denk ik dat ons wordt geleerd dat hij die God wil zien, zijn Geliefde alleen zal zien door Hem voortdurend te volgen, en de contemplatie van Zijn gezicht is in feite de oneindige reis naar Hem, volbracht door direct achter het Woord te volgen. 3

De laatste woorden zijn betekenisvol: dit eeuwige reikhalzen is uiteindelijk een kwestie van navolgen van Jezus van Nazareth, want alleen de liefde doet ons uit onszelf treden en naar God reikhalzen, die liefde is. Gregorius is de eerst die zal zeggen dat liefde kennis is — als we de eerste Johannesbrief (4,7-8) niet mee tellen. Het is de liefde die niet grijpt maar zichzelf opent.


1 Gregory of Nyssa, Comm. Cant., PG 44.1037B-C, in Jean Danielou, From Glory to Glory. Texts from Gregorian of Nyssa’s Mystical Writings, St. Vladimir, New York, 1996, pp. 62

2 Id., On the Soul and Resurrection, PG 46.105B-C, in ibid., pp. 62,

3 Id., Comm. Cant., PG 44.1024B-1028A, in ibid., p. 263.