Gemeenschap — Augustinus

Of de heilige Augustinus (354-430) een mysticus was, werd lange tijd betwist. Er zijn geen duidelijke beschrijvingen van mystieke ervaring bij hem. Het meest bekend is het visioen te Ostia, dat hij samen met zijn moeder had kort na zijn doopsel en net voor het afreizen naar Italië (387). 1 Maar over de juiste toedracht van deze ervaring wordt gediscussieerd. In elk geval is Augustinus duidelijk een getuige van de universele religie van de liefde. Zoals met alle heel grote en complexe persoonlijkheden zijn er schaduwen en zijn er aantekeningen te plaatsen. Zijn sterke metafysisch en ethisch dualisme, zijn visie op de vrouw en op seksualiteit, misschien vooral zijn omgang met andersdenkenden werpen smet op zijn blazoen. Anderzijds zijn dit in belangrijke mate cultuurgebonden factoren.

Augustinus zelf probeert de liefde in het centrum van zijn denken te plaatsen. In zijn Belijdenissen laat hij op een heel bijzondere wijze de naar de mens zoekende liefde van God uitkomen, in zijn eigen levensverhaal en in de geschiedenis, die dan een heilsgeschiedenis wordt. In al zijn vroege werken staat de hartstochtelijke liefde van de mens voor deze God van liefde centraal. Daarvan spreekt zijn bekende gebed ‘Laat heb ik U liefgekregen, Schoonheid zo oud en zo nieuw’. 2

Naarmate Augustinus ouder wordt, komt de herderlijke zorg voor de aan hem toevertrouwde mensen centraal te staan. Van ‘Geliefde Leerling’, die verlangt te rusten aan het hart van God, wordt hij steeds meer ‘Petrus’, die vóór wil gaan in de inzet — de rust is voor ‘later’. In zijn latere geschriften spreekt de man die zich helemaal geeft aan het in Eenheid samenbrengen van alle gelovigen, in het mysterie van de Kerk. Hij ontwikkelde een heel sterke kerkleer, waarbij Jezus elke mens wil samenbrengen in één gemeenschap van liefde, als in een mysterieus, ja mystiek Lichaam, onder één Hoofd. Elke reductie tot een laatste eenheid boezemt ons vandaag diepe schrik in; in feite hangt het ervan af hoe je deze laatste eenheid opvat; de visie van Augustinus bevat zowel vruchtbare als gevaarlijke zaden.

Liefhebben is gemeenschap stichten. Van jongs af aan wilde Augustinus al een gemeenschap stichten. Later ontstonden meerdere versies van een Regel van Augustinus, ofwel door hemzelf geschreven ofwel geredigeerd op basis van zijn geschriften en gedachtengoed. Deze Regel van Augustinus geeft een mooi beeld van zijn spiritualiteit van liefdevol in-gemeenschap-leven:

Allereerst moet u eensgezind tezamen wonen (Ps. 68/67,7), één van ziel en één van hart (Hand. 4,32) op weg naar God. Want is dat juist niet de reden waarom u samen bent gaan leven? (1,2) Bij u mag er geen sprake zijn van persoonlijk eigendom. Zorg er integendeel voor dat alles onder u gemeenschappelijk is. Uw overste moet ieder van voedsel en kleding voorzien. Niet dat hij iedereen evenveel moet geven, want u bent niet allen even sterk, maar aan elke persooon moet gegeven worden wat hij persoonlijk nodig heeft. Zo leest u immers in de Handelingen van de Apostelen: “Zij bezaten alles gemeenschappelijk en ieder kreeg wat hij nodig had” (Hand. 4,32 en 35). (1,3) Zieken moeten vanzelfsprekend aangepast voedsel krijgen; anders zou men de ziekte verergeren. Wanneer zij beter zijn, moeten zij goed verzorgd worden zodat ze zo vlug mogelijk herstellen, ook al behoorden zij vroeger tot de armste klasse van de maatschappij. Tijdens de herstelperiode behoren zij hetzelfde ontvangen als wat de rijken toegestaan wordt vanwege hun vroegere levenswijze. Maar als zij weer op krachten gekomen zijn, moeten ze opnieuw gaan leven zoals vroeger, toen ze gelukkiger waren omdat ze minder nodig hadden. Hoe soberder een levenswijze, hoe beter zij past bij dienaren van God. Als een zieke genezen is, moet hij ervoor oppassen niet de slaaf te worden van eigen genoegens; hij moet weer afstand kunnen doen van de voorrechten die zijn ziekte meebracht. Zij die het gemakkelijkst sober kunnen leven, zullen zich de rijkste mensen achten. Want weinig nodig hebben is beter dan veel bezitten. (3,5) De bedoeling van dit alles is: dat niemand in zijn werk eigen voordeel zoekt. Alles moet gebeuren in dienst van de gemeenschap en met meer ijver en meer geestdrift dan wanneer ieder voor zichzelf en zijn eigen belang zou werken. Want over de liefde staat geschreven dat zij niet het eigen belang zoekt (1 Kor. 13,5), dat wil zeggen dat zij het gemeenschappelijke boven het eigen belang stelt en niet omgekeerd. Het feit dat u meer zorg aan de dag legt voor het belang van de gemeenschap dan voor uw eigen belang, is daarom een criterium voor uw vooruitgang. Zo zal zich in alles wat de voorbijgaande nood van de mens betreft, iets blijvends en verhevens openbaren, namelijk de liefde (1 Kor. 12,31 en 13,8 en 13. Ef. 3,19). (5,2) Hoe het ook zij, als een medebroeder zegt dat hij zich niet goed voelt, ook al manifesteert de ziekte zich nog niet, geloof hem dan zonder meer. Maar als u er niet zeker van bent of de verzorging die iemand wil hebben, iets zal uithalen, roep er dan een dokter bij. (5,6) Als u iemand gekwetst hebt door hem uit te schelden, te verwensen of grof te beschuldigen, denk er dan aan het kwaad dat u aangericht hebt zo vlug mogelijk te herstellen door uw verontschuldigingen aan te bieden. En de ander die gekwetst werd moet op zijn beurt aan u vergiffenis schenken zonder er veel woorden aan vuil te maken. Als twee medebroeders elkaar beledigd hebben, moeten zij elkaar hun schuld vergeven (Mat. 6,12). Anders wordt uw bidden van het Onzevader een leugen. Trouwens hoe meer u bidt, hoe eerlijker uw gebed behoort te zijn. (6,2) De Heer geve dat u, gegrepen door het verlangen naar geestelijke schoonheid (Sir. 44,6), dit alles met liefde onderhoudt. Leef zo dat u door uw leven de levenwekkende goede geur van Christus verspreidt (2 Kor. 2,15-16). Ga niet als slaven gebukt onder de wet, maar leef als vrije mensen onder de genade (vgl. Rom. 6,14-22). (8,1)

De beklemtoning van de schoonheid is opmerkelijk. De jonge man die zo naar schoonheid verlangde, blijkt haar uiteindelijk gevonden te hebben in de liefde binnen een gemeenschap.


1 Cf. Belijdenissen, hoofdstuk 9. Er zijn meerdere Nederlandse vertalingen van de Belijdenissen van Augustinus; de vertaling van Gerard Wijdeveld is heel mooi en kende vele heruitgaven (Ambo, 2017), die van Wim Sleddens (Damon, 2009) is de meest recente.

2 Belijdenissen, 10,38.

3 Martijn Schrama, Augustinus. De binnenkant van zijn denken, Meinema, Zoetermeer, 2002 ziet in elk hoofdstuk van de Regel een eigen aspect van de liefde aan bod komen: liefde die de goederen deelt en verdeelt volgens ieders behoefte (h.1); liefde die een verlangen is naar de voltooiing in God: het gebed in psalmen en hymnen (h.2); liefde die de goede verhouding tussen lichaam en geest traint; hierdoor ontstaat in de mens zelf een zekere vrede waardoor hij op zijn beurt vredestichter in de gemeenschap kan worden (h.3); liefde in de bezorgdheid voor elkaar (h.4); liefde als dienstbetoon aan de gemeenschap (h.5); liefde als vergeving (h.6); liefde als bereidheid tot luisteren (h.7); liefde als verrukking en eenwording (h.8).