Het maximum — Johannes van het Kruis

Johannes van het Kruis heeft spreekrecht over mystiek, want hij was zelf een mysticus én hij gaf begeleiding aan vele anderen mensen om zich heen.

In een weinig bekende tekst geeft Johannes van het Kruis duidelijk aan dat mystiek mensen te beurt valt volgens hun capaciteit, en dat bij de één méér zal te ervaren zijn dan bij de ander:

Men dient er echter op te letten, dat de inhoud van deze twee strofen het maximum weergeeft van wat God in deze toestand aan een ziel pleegt te schenken. Men mag het dus niet zo verstaan, dat aan allen die tot deze toestand geraken, alles geschonken wordt wat in deze beide strofen staat vermeld; en evenmin dat allen kennen en ervaren op dezelfde wijze en in dezelfde mate. Aan sommige zielen wordt méér gegeven, aan andere minder; aan de een op deze manier, aan een volgende op een andere manier, hoewel zowel de eerste als de tweede zich in de staat van geestelijke verloving kan bevinden. Hier wordt echter het maximum dat mogelijk is tot uitdrukking gebracht, omdat daarin al het andere besloten ligt. 1

Er is dus een niveauverschil, een gelaagdheid in de mystiek. Uiteindelijk is mystiek niets dan een verhoogd bewustzijn van de aanwezigheid van het Ultieme. Er kunnen gradaties zijn in die ‘verhoging’. Er zullen verschillen zijn volgens de aard van de personen, bv. de ene veel affectiever, de ander veel intellectueler.

Wij mogen dus verheven mystieke teksten lezen als gaan zij over ons, tenminste als wij bewust, aandachtig en liefdevol religieus of spiritueel leven natuurlijk — of hoe men dat ook noemen wil. Mystiek is democratischer dan men soms denkt. Het is als een opwaartse of neerwaartse spiraal: bekende mystici zoals Johannes van het Kruis of Meister Eckhart beleven hetzelfde maar op een veel hoger of dieper niveau; wij als lezer beleven misschien hetzelfde maar op een veel lager of minder diep niveau. Maar mystiek gaat helemaal over geloof, geloofservaring, leven, levenservaring, en er is niets vreemds of te hoog gegrepen voor ons in de teksten van mystici. Zij hebben het over ons! Het is enkel aan ons om hun beschrijvingen van ervaringen een beetje te ‘democratiseren’ tot ze ook voor ons gelden. Zij kunnen een ‘maximum’ meemaken, zoals Johannes schrijft, maar wij kunnen als het goed is hun ervaring op een ‘gewoner’ basis, of als een ‘minimum’ meemaken.

Eigenlijk schrijven zij om ons tot een grotere of bewuster volheid op te leiden en in te wijden. Misschien beleven wij reeds een beetje of veel daarvan, maar weten we het niet. Dan willen zij het ons zeggen, het kan ons helpen om het toe te laten. Of misschien verlangen wij ernaar zo hoog of zo diep te leven als zij. Dan zullen zij ons raad geven hoe een beetje in die richting op te schuiven. Mystiek is niét elitair, mystiek gaat over de kern en de uitbloei van het menselijke leven.


1 Johannes van het Kruis, Mystieke Werken, Carmelitana, Gent, 1975, Geestelijk Hooglied 14-15,2, p. 334.

Wijsheid roept — Thomas Merton

Zo luidt het vervolg van het eerste deel uit Hagia Sophia, het bekende prozagedicht van Thomas Merton uit 1962. Het hele gedicht is opgebouwd volgens de liturgie van het getijdengebied van de monniken. Deze tekst vormt het tweede deel van ‘De Lauden. Dageraad’:

In de frisse hand van de verpleegster is de aanraking van alle leven, de aanraking van Geest. Zo roept Wijsheid naar allen die willen toehoren (Wijsheid roept luidkeels op de pleinen) en zij roept in het bijzonder de kleinen toe, de onwetenden en de hulpelozen. Wie is kleiner, wie is armer dan de hulpeloze man die ligt te slapen in zijn bed, zonder bewustzijn en zonder verdediging? Wie is vertrouwvoller dan hij die zichzelf elke nacht moet toevertrouwen aan de slaap? Wat is de beloning voor zijn vertrouwen? Lieflijkheid komt naar hem toe wanneer hij het meest hulpeloos is en wekt hem, verfrist, een aanvang nemend geheeld te zijn. Liefde neemt hem bij de hand, en opent voor hem de deuren naar een ander leven, een andere dag. (Maar hij die zichzelf verdedigd heeft, voor zichzelf gevochten heeft in ziekte, voor zichzelf plande, zichzelf bewaakte, alleen zichzelf beminde en de hele nacht waakte over zijn eigen leven, wordt uiteindelijk gedood door uitputting. Voor hem is er geen nieuwheid. Alles is muf en oud.) Als de hulpeloze ontwaakt, krachtig, door de stem van ontferming, is het alsof Leven zijn Zuster, alsof de gezegende Maagd, (zijn eigen vlees, zijn eigen zuster), alsof Natuur, wijs gemaakt door Gods Kunst en Menswording, over hem heen gebogen stonden en hem uitnodigden, met onuitsprekelijke zoetheid, om wakker te zijn en te leven. Dit is wat het betekent Hagia Sophia te herkennen. 1

Dit deeltje beschrijft een concrete scène: een man in een hospitaalbed wordt wakker van de groet van een verpleegster. De dynamiek van dit stukje wordt gevormd door het gewekt worden van het mannelijke door het vrouwelijke, maar dit genderspel is enkel bedoeld om een diepere werkelijkheid duidelijk te maken. De grijpende en rationele mens kan maar echt ontwaken voor de diepste werkelijkheid (of Werkelijkheid) door de nabijheid en inspiratie van de Wijsheid.

De Wijsheid of Vrouwe Wijsheid is een bekende Bijbelse figuur (Spreuken, Wijsheid, Jezus Sirach) die altijd tot de verbeelding van de monniken sprak, als een vrouwelijke personificatie van het Godsmysterie waar zij op zoek naar gingen. Dieper dan deze affectieve personificatie is Zij het gehele godsmysterie onder de hoek van de nabijheid, de openbaarheid, de intimiteit. Het Ultieme is niet alleen verheven en veraf, ondoorgrondelijk, maar het wordt door wie fijngevoelig is ook ervaren als oneindig lieflijk en nabij; het is tegelijk de neerdalende liefde van het Mysterie als de opstijgend liefde van de mens.

Merton geeft in dit stukje zijn diepste ontdekking mee: het Mysterie van het leven is niet te vinden door berekening, manipulatie, kracht, rationaliteit, maar enkel door zwakheid, door onmacht, door loslaten, door ontvankelijkheid (allemaal dimensies die wel eens problematisch met het ‘vrouwelijke’) verbonden werden/worden. Het Mysterie komt enkel tot je als je je over-geeft, als je opgeeft, als je het grijpen ernaar loslaat, als je durft ontvankelijk en afhankelijk te zijn van wat buiten je macht ligt. Heel zeker speelt hier Mertons vertrouwdheid met het taoïsme, maar ook nog vele andere invloeden doen zich gelden, zoals het zgn. Sophianisme van enkele grote Russische schrijvers. Toch is het vooral Mertons eigen levenservaring. Wijsheid of Liefde, deze Bijbelse en traditionele en ja intertraditionele figuur (d.w.z. die in alle religies terugkeert), moet herkend worden als Degene die er altijd al is, gratuit geschonken, en zij hoeft enkel door de aandacht van ons hart waargenomen te worden. Niet grijpen, maar aandacht. Niet prestatie, maar ‘Genade’.


1 Thomas Merton, Wegen naar het paradijs. Een dagboek van wijsheid en leegte, Ten Have, 2001.)

Noch angst, noch twijfel — De Hartsoetra

Zoals we weten wil het boeddhisme een verlossingsweg aanreiken, een mystiek zwijgen huldigend over het Ultieme. (Want ja, dit zwijgen erover is beslist geen atheïsme en zelfs geen agnosticisme, maar een spirituele praxis.) Toch is later een méér theoretische onderbouw gekomen, die zich gaandeweg dieper en dieper zocht te funderen. In het boeddhisme ‘van het Grote Voertuig’ (Maya-yana) vormt de Hart-soetra een mijlpaal op dit vlak. Deze korte soetra is één van de belangrijkste, meest gekende en gereciteerde teksten van het boeddhisme, geredigeerd tussen de eerste eeuw vòòr en de zesde eeuw na Christus.

Het zijn niet alleen de aspecten van ons menszijn die geen onwrikbare eigenheid hebben waaraan we ons kunnen vastklampen, àlles tot op het kleinste onderdeel van onze tijdruimtelijke wereld is zonder eigenheid, en dus wankel, afhankelijk. Het was juist dit vastklampen aan unieke en onvergankelijke dingen en ideeën omtrent de wereld buiten onszelf en binnen onszelf, dat maakte dat wij gingen grijpen en graaien. Strohalmen die ons verlangend maakten en vervolgens desillusioneerden en deden lijden aan het bestaan. Maar in feite bestaat niets op zich, als iets zelfstandig en onafhankelijk van andere zaken. Het is de kernintuitie van het boeddhisme: alles hangt samen met alles, ontstaat en vergaat samen met alles. Neem dit ‘afhankelijk ontstaan’ weg, en er kan niets meer bestaan:

Al deze zaken, dierbare Sariputra, worden gekenmerkt door leegte. Zij worden noch geschapen noch vernietigd, noch verontreinigd noch zuiver, zij nemen noch toe noch af. … Omdat er niets te bereiken valt en bodhisattva’s vertrouwen op volmaakte wijsheid kennen hun harten en geesten noch angst, noch twijfel. Omdat zij geen angst en geen twijfel lijden, hebben zij ook geen vrees. Ver verwijderd van alle vervormde en dwalende gedachten zijn zij gekomen tot het punt van ophouden. Omdat alle verlichten uit het verleden, het heden en de toekomst vertrouwen op volmaakte wijsheid hebben zij volledig, juist en universeel ontwaken bereikt. 1

Waar het traditionele boeddhisme uitnodigde om de rondedans van de onbevredigende werkelijkheid los te laten en binnen te gaan in de vrijheid en rust van de onthechting en de meditatie, stelt de Harts-soetra voor om die innerlijke vrijheid en dieptebeleving temidden van het dagelijkse omgaan met de dingen (uiterlijke en innerlijke) te zoeken en vinden. Niets is onvergankelijk en zelfstandig, dus ook niet eens de vier nobele waarheden van de Boeddha: het lijden, de begeerte (die het veroorzaakt), de onthechting (die de begeerte loslaat) noch het achtvoudige pad (hier naartoe). Er is geen verschil tussen de uiterlijke, onbevredigende werkelijkheid en de vrede van de verlossing: dat verschil zit alleen in ons hoofd. Als we dit denken loslaten en de wereld nemen zoals zij is zonder oordeel en veroordeling, ontdekken en beleven wij de vrijheid temidden van die wereld zelf.

Deze intuïtie, stelt de soetra, kunnen we ook als een ‘heilig woord’ nemen en vaak herhalen, totdat zij diep in ons postvat: alles gaat voorbij, niets blijft, en dàt is de wijsheid van de verlossing:

Daarom moet men weten dat deze vervolmaakte wijsheid een grote geestelijke mantra is. Het is de mantra van het grote licht, onovertroffen. Weergaloos als hij is, kan deze mantra alle lijden uitwissen. Omdat hij waarlijk efficiënt is, verklaar ik dat de mantra van vervolmaakte wijsheid aldus moet gereciteerd worden: ‘Voorbij, voorbij, afgrondig voorbij, geheel voorbij. Lof aan wijsheid! 2

Deze pijnlijke wereld is de heilige wereld, het vergt alleen zuivere ogen om dat te zien. Geen oordeel, maar ontvankelijkheid, en dan rusten in vredevol zijn.


1,2 J.P. Keenan – Linda Keenan, I Am/No Self. A Christian Commentary on the Heart Sutra, Eerdmans, Michigan/Cambridge, 2011, pp. 43-44.

Zeg dan: ‘Liefde’… — Cloud of Unknowing

God is niet te kennen met het menselijke verstand. Dat is duidelijk. Maar de liefde kent hem.

De logica van deze anoniem gebleven Engelsman uit de tweede helft van de 14e eeuw is ontstellend eenvoudig. Als God liefde is zoals de Bijbel leert, dan kunnen we God alleen naderen door lief te hebben. Dit is per slot van rekening niet méér dan een echo van de eerste Johannesbrief: ‘Wie liefheeft, kent God. Wie God niet liefheeft, kent God niet’ (cfr. 1 Joh 4,7-8). Net als alle andere religies is ook het christendom er zeker van: God = liefde. Indien Hij/Zij/Het geen liefde zou zijn, dan zou het God niet zijn — of alleszins oninteressant.

Maar nu zul je mij vragen: Hoe moet ik over God zelf denken, en over wat Hij is? En dan kan ik je enkel maar antwoorden: Ik weet het niet. Want met deze vraag heb je mij in dezelfde duisternis gebracht, dezelfde wolk van niet-weten, waarin ik jou hebben wil. Want wij kunnen door Gods genade alles weten over alle mogelijke andere zaken, en wij kunnen daarover ook nadenken, zelfs over Gods eigen werken; maar over God zelf kan niemand denken. Daarom schuif ik alles wat ik kan denken terzijde, en kies voor mijn liefde datgene uit wat mijn denken te boven gaat. Waarom? Omdat Hij wel bemind kan worden, maar niet bedacht. Door de liefde kan Hij gevangen en vastgehouden worden, nooit door de gedachte. Hoewel het daarom misschien goed kan zijn zo nu en dan heel bijzonder te denken aan Gods goedheid en heerlijkheid, hoewel dit de geest verlichten kan, en hoewel dat deel kan uitmaken van de beschouwing, toch moet dat, in het werk dat nu voor ons ligt, onderdrukt worden en bedekt met een wolk van vergeten. En je moet er resoluut en vastberaden, met een toegewijde en vurige liefde, overheen stappen, en proberen de duisternis die boven je hangt te doorboren. Tref die zware wolk van niet-weten met de felle pijl van je verlangende liefde, en laat in geen geval ooit de gedachte om op te geven bij je toe. 1

Ieder mens verlangt ernaar deze God, deze Liefde te ervaren, hem/haar/het in zich te laten doordringen, te ontwáken ervoor. Toch wanneer hij of zij geen rem zet op zijn verlangen. Die God is eenvoudig te bereiken, zegt de schrijver van de Wolk beslist. De Liefde is niet te bereiken door denkinspanningen of wat ook, maar door je liefde erop te richten, want liefde verbindt toch met Liefde? Het Mysterie is hopeloos ondoordringbaar met ons verstand, maar omdat het Liefde is, heeft onze liefde er onmiddellijke toegang toe. Het is enkel een illusie van het verstand dat de goddelijke Liefde van ons gescheiden zou zijn en door allerlei moeilijke denk- of meditatieoefeningen moet naderbij gehaald worden. Het hart mag ‘weten’ dat het altijd één met Haar is.

Helaas murwt ons verstand zich altijd tussen onze liefde en de goddelijke Liefde, en daarom is helaas en paradoxaal genoeg… ietwat denken nodig om het denken te misleiden, of te herleiden. Dat is de functie van ‘meditatie’, dagelijks of regelmatig, formeel op een kussen of gewoon tijdens het strijken. Dat laatste is natuurlijk wat minder ‘bijzonder’… maar wellicht ook minder narcistisch.

Het is de ervaring van alle grote meditatieleraars ter wereld: je moet de stok van het denken gebruiken om hem daarna in het vuur van de liefde te werpen, waarna hij kan opbranden. Concreet betekent dit het herleiden van het vele denken tot één gedachte, tot één flits van intuïtie, tot één dieper weten:

Als je dit streven in één woord wilt samenvatten om het zodoende gemakkelijker vast te houden, neem daarvoor dan een kort woord, liefst van één lettergreep. Hoe korter het woord hoe beter, want dan lijkt het meer op de werking van de heilige Geest. Een woord bijvoorbeeld als ‘God’ of ‘liefde’. Kies een van deze woorden, of misschien nog een ander, als het maar niet meer lettergrepen heeft. En plant dit woord stevig in je hart, zodat het daar steeds aanwezig is, wat er ook gebeuren mag. Het zal je schild en je speer zijn in vrede en in strijd. Met dit woord zal je alle gedachten onder de wolk van vergeten wegdrukken. Zo zelfs, dat dit ene woord een voldoende antwoord zal zijn, als je ooit in de bekoring mocht komen om te gaan nadenken wat je nu eigenlijk zoekt. En als je soms door zou willen gaan met geleerde gedachten over de betekenis en de samenstelling van dat woord, houd jezelf dan voor dat je het helemaal hebben wilt, niet in stukken en brokken. Als je maar volhoudt zal die gedachte zeker verdwijnen. En waarom? Omdat je zodoende voorkomt, dat hij steun zoekt bij die behulpzame overwegingen waarover wij boven spraken. 2

Dit één-woord-gebed of deze éénpuntige aandacht kunnen we best laten dragen door een kort woord, het woord ‘God’ of ‘liefde’, stelt de Cloud voor. Het eerste omdat we er ons toch niets kunnen bij voorstellen, het tweede omdat het reeds het wezen van het Ultieme uitdrukt. Natuurlijk kunnen we bekoord geraken om toch iets te denken over ‘God’ en onze beelden van ‘liefde’ op Hem/Haar/het te leggen. Die gedachten en beelden moeten we altijd weer afkappen en terugkeren in de wolk van het niet-weten om enkel maar lief te hebben. Dit is de eenvoud en de radicaliteit van het gebed/de meditatie.


1,2 André Zegveld, De Wolk van Niet-Weten, Gottmer, Nijmegen, 1974, hfdts. 6en 7.

Hagia Sofia — Thomas Merton

Er is in alle zichtbare dingen een onzichtbare vruchtbaarheid, een gedimd licht, een zachtmoedige naamloosheid, een verborgen heelheid. 1

Zo begint Hagia Sofia, een prozagedicht waarin Thomas Merton zichzelf overtroffen heeft. Een diepe existentiële crisis, de grondige kennismaking met het Oosterse denken, een ziekenhuisopname en een verliefdheid hebben hem tot dit punt gebracht.

Deze mysterieuze Eenheid en Integriteit is Wijsheid, de Moeder van alles, Natura naturans. Er is in alle dingen een onuitputtelijke zoetheid en zuiverheid, een stilte die een bron is van activiteit en vreugde. Zij rijst op in woordeloze lieflijkheid en vloeit naar me toe vanuit de ongeziene wortels van al wat geschapen is, me teder verwelkomend, me groetend met onbeschrijflijke nederigheid. Dit is tegelijk mijn eigen zijn, mijn eigen natuur en het Geschenk in mij van de Gedachte en de Kunst van mijn Schepper, sprekend als Hagia Sophia, sprekend als mijn zuster, Wijsheid. —— Ik ben ontwaakt, ik ben opnieuw geboren door deze stem van mijn Zuster, naar me toe gezonden vanuit de diepten van de goddelijke vruchtbaarheid. 2

Op het ziekbed van zijn dooreengeschudde bestaan ontwáákt hij — boddhi. Hij ontwaakt uit de illusie, in de waarheid, en ontdekt dat het alledaagse het Heilige is. Omdat hij het diepste van de schepping heeft leren kennen als de aanwezigheid van het Ultieme, een aanwezigheid die vele religieuze tradities hebben leren noemen als (vrouwe) Wijsheid, Hagia (‘heilige) Sophia.

Laten we veronderstellen dat ik een man ben die in een ziekenhuis ligt te slapen. Ik ben inderdaad deze man die ligt te slapen. Het is de tweede juli, het feest van Onze Lieve Vrouw Visitatie. Een Feest van Wijsheid. —— Om halfzes in de morgen ben ik in een heel stille kamer aan het dromen, wanneer een zachte stem mij wekt uit mijn droom. Ik ben zoals heel de mensheid die ontwaakt uit alle dromen die ooit gedroomd werden in alle nachten van de wereld. Het is als de Ene Christus, die wakker wordt in alle afgescheiden zelven, die ooit afgescheiden waren en geïsoleerd en eenzaam, in alle landen van de aarde. Het is alsof alle menselijke geesten terug samenkomen tot bewustzijn, uit alle verstrooidheden, tegenstrijdige belangen en verwarring, in eenheid van liefde. Het is als de eerste morgen van de wereld (toen Adam op de zoete stem van Wijsheid ontwaakte uit niet-bestaan, en haar kende) en als de Laatste Morgen van de wereld, wanneer alle fragmenten van Adam op de stem van Hagia Sophia zullen terugkeren uit de dood, en zullen weten waar zij zich bevinden. 3

Heel wat begrippen en invloeden uit de religies en de filosofie treden in dit gedicht op. Onder invloed van Boris Pasternak noemt Merton Haar ook ‘zuster Leven’, maar het is bv. ook Maria. Ze is steevast vrouwelijk, dat heeft met Mertons persoonlijke geschiedenis te maken, maar ook met een mannenwereld die als een lijk is zonder háár (zoals het hindoeïsme zegt over Shiva zonder zijn Shakti). Maar hoe grondig christelijk is deze ervaring van allerdiepste verborgen eenheid hier ook: het is het wakker worden van Christus ‘in alle afgescheiden zelven’. Ziehier het samengaan van oosterse non-dualiteit met christelijke minnemystiek.

Diep in alles, diep in ons schuilt het Paradijs, maar iets of iemand moet dat wakker roepen in ons, moet ons uitnodigen weg te stappen uit zelfcontrole en ons over te geven aan het openvloeien van vertrouwen en liefde. Het thema van het innerlijke paradijs is misschien wel het mooiste en rijkste bij Thomas Merton. Het nodigt ons uit om te geloven in de mogelijkheden van de liefde, van de vruchtbaarheid van de goddelijke Liefde diep in ons.

Zo is het ontwaken van een man, op een morgen, door de stem van een verpleegster in het ziekenhuis. Ontwakend uit uitputting en duisternis, uit hulpeloosheid, uit slaap, vernieuwd de werkelijkheid tegemoet tredend en haar lieflijk bevindend. —— Het is als gewekt worden door Eva. Het is als gewekt worden door de gezegende Maagd. Het is als voortkomen uit het oorspronkelijke niets en in helderheid staan, in het Paradijs. 4

Moge elke mens, elke ‘Adam’ zich laten wekken door de zachte aanraking van die Eva, die Vrouwe Wijsheid.


1-4 Thomas Merton, Wegen naar het paradijs. Een dagboek van wijsheid en leegte, Ten Have, 2001.

Leeg zijn is het vasten van het hart — Zhuang Zi

De Zhuangzi, dat is het grote vuurwerk van de Chinese literatuur en filosofie en mystiek. Geen enkele westerse vertaling slaagt erin recht te doen aan dit meesterwerk, al komt de vertaling van de ongeëvenaarde Kristofer Schipper misschien toch wel een beetje in de buurt.

Eén van de ironische strategieën is dat Zhuang Zi (ca. 369-286 v.C.) soms uitgerekend Confucius voorstelt als een onwetend broekventje, ofwel, zoals hier, als een grote taoïstische leraar. Via deze spreekbuis leert de Zhuangzi de diepste levenswijsheid van deze mystieke religie:

‘Mag ik u vragen hoe ik dan te werk moet gaan?’ vroeg Yan Hui. ‘Eerst vasten!’ zei Confucius. ‘Concentreer al je aandacht. Luister niet meer met je oren maar luister met je hart. Luister niet meer met je hart maar luister met je qi. Wat hoorbaar is houdt op bij de oren, terwijl het hart nog toegankelijk is voor symbolen. Maar de qi is leeg: slechts dingen geven het gestalte. Voorwaar! In die leegte wordt de Tao vergaard. Leeg zijn, dat is het vasten van het hart.’ Richt je blik naar die [duistere] waterplaats: uit het lege vertrek komt dan het witte [licht]. Alle voorspoed ligt in het ‘stilstaan van het stilstaan’. Laat je voeren door de dingen om zo je hart vrij te laten zwerven. Berust in het onvermijdelijke om het centrum te voeden. Dan heb je het allerhoogste bereikt. 1

Luister naar het leven niet met je verstand, maar met je lichaam (de qi, de in het lichaam waargenomen kracht), of dieper nog: met de kern van je wezen, waar je volkomen openheid en ontvankelijkheid bent, ‘leegte’. Om echt het leven te voelen, te vatten, te genieten, moeten we het hart — dat in het Chinese denken de plaats is waar ons denken woont — helemaal laten ‘vasten’, d.w.z. geen voedsel geven, stil leggen. Het denken deelt de werkelijkheid immers op in categorieën en tegenstellingen die haar vervormen en ons misleiden en ongelukkig maken. Het ‘buikgevoel’ komt veel dichter bij de waarheid. In die ‘duisternis’ (dwz. niet in begrippen te vatten ervaring) kan het ‘licht’ (de intuïtieve, mystieke kennis van het leven) rijzen. ‘Voorspoed’ vinden we dan ook alleen als we het innerlijke hollen kunnen loslaten en luisteren naar de Natuur. Deze ontvankelijkheid maakt ons vrij.

Het is dezelfde boodschap als in de Daodejing van Laozi: willen manipuleren wat het leven ons brengt leidt tot verkramping en mislukking; diepe acceptatie en aanpassing versterkt ons en maakt ons innerlijk één en één met de werkelijkheid om ons heen.

Uiteraard is dat geen passivisme en fatalisme; het is een hoogst actieve passiviteit die ons helpt door soepel mee te bewegen met wat gebeurt zo goed mogelijk te leven en lief te hebben.


1 Kristofer Schipper, Zhuang Zi, de volledige geschriften. Het grote klassieke boek van het taoïsme, Augustus, Amsterdam-Antwerpen, 2007, hfdst. IV,1.