Wederzijdse aanbidding — Elisabeth van Dijon

Men kent wel de betekenis van het buigen van hindoes en boeddhisten tegenover elkaar, met op de borst of tegen het voorhoofd gevouwen handen. ‘Namaste‘ zeggen ze dan: ‘Buiging voor jou’. Het is de eerbiedige buiging van de ene mens voor de ander, van het Goddelijke in de ene mens voor het Goddelijke in de ander.

Deze beleving vinden we ook in andere religies terug, bv. bij de katholieke mystica Elisabeth van de Drie-eenheid (1880-1906). De begaafde jonge vrouw Elisabeth Catez trad op 21-jarige leeftijd in het Franse Dijon toe tot de religieuze orde van de Karmel en wijdde zich aan het aanbidden van het Ultieme in de stilte van haar eigen hart. Het maakte haar echter ook bewust van de aanwezigheid van God in elke andere.

Ik omhels je, of beter, ik omhels Hem in jou! 1

We kunnen ons de vraag stellen: wie omhelst zij nu, haar zus of God? Zij zal bewust beiden tegelijk omhelsd hebben in een resolute twee-eenheid. Vanuit de Karmel nodigde zij haar zus Guite uit om net als zij het aanwezige Mysterie in zich te aanbidden. En wanneer deze een dochtertje kreeg, ging Elisabeth God bewonderen, de Aanwezigheid erkennen, respecteren in dit kleine kind:

Ik voel mij doordrongen van eerbied bij dit kleine tempeltje van de Heilige Drieëenheid! Haar ziel is voor mij als een spiegel die God afstraalt. Indien ik nu bij haar was, zou ik neerknielen in aanbidding voor Degene die in haar verblijft! 2

Het is natuurlijk gemakkelijker het Goddelijke in een kind te zien, maar toch is Het evengoed aanwezig in elke andere, ook de minder fraaie mens tegenover wie we ons bevinden. Bewust zijn van het Mysterie in mij en het Mysterie in de ander, bij elke ontmoeting die we meemaken, leidt tot een erg mooie vorm van medemenselijkheid, waar een samenleving die zoveel verruwing kent hard nood aan heeft. De ander is méér, hij/zij is Méér. Elisabeth zag deze houding bij uitnemendheid gerealiseerd in de zwangere Maria van Nazareth:

Door alles heen bleef Maria in aanbidding voor Gods gave. Maar dat belette haar. iet om zich naar buiten toe in te zetten als de liefde het vroeg. het evangelie zegt ons hoe Maria met spoed door het bergland van Judea reisde, naar haar nicht Elisabeth toe. De vreugde van haar innerlijke contemplatie verminderde nooit haar toewijding naar buiten. 3

Bewust zijn van het Mysterie in mij en het Mysterie in de ander

Het boeddhisme gaat hier wijs mee om: begin met je meest geliefde personen, breid dan uit naar mensen waar je neutraal tegenover staat, om te eindigen met je vijanden, en met alle wezens van de kosmos. We hoeven niet iedereen affectief te omhelzen, maar God (h)erkennen en aanbidden in hem of haar, dàt wel.


1 Brief 57, in Koen De Meester, Wees stil. God wil je zoveel zeggen, Seculier Instituut van de Karmel, Gent, 1984, p. 36.

2 Brief 197, Ibid.

3 Uit retraite-notities ‘Le Ciel dans la Foi’, nr. 40, in Ibid., p. 49.

‘Alleen als zanger nader ik U’ — Rabindranath Tagore

Rabindranath Tagore (1861-1941) had een grote invloed op de Indiase literatuur en kunsten in de vroege 20ste eeuw. Hij wordt wel eens de ‘bard van Bengalen’ genoemd. De Gitanjali vormen onderdeel van de Collectie van Representatieve Werken van de UNESCO. Het zijn 103 proza-gedichten die het klassieke hindoeïsme op een verrassend ontroerende en poëtische wijze verwoorden.

In hun Engelse (eigenhandige) vertaling als Song Offering leverden ze Tagore — als eerste niet-Europeaan — in 1913 maar liefst de Nobelprijs voor Literatuur op. Romain Rolland verzorgde een Franse vertaling die de lof van Tagore zelf oogstte.

Centraal in het tweede gedicht van de bundel staat het lied, dat zowel symbool staat voor de kunst als voor de houding van aanbidding van de mens:

Als Gij mij zegt te zingen, dan is het of mijn hart zal breken van trots: ik zie U in het gelaat en tranen komen in mijn ogen. / Al wat ruw en wanluidend is in mijn leven versmelt tot één zoete harmonie — en mijn aanbidding spreidt vleugelen als een blijde vogel, die vlucht neemt over de zee./ Ik weet dat mijn zang U behaagt. 1

De mens weet zich uitgenodigd om te zingen: kunst en aanbidding zijn de hoogste profane en sacrale roeping van de mens — maar eigenlijk vervalt dit onderscheid in de uitoefening ervan; alle ware kunst is sacraal en alle mystiek is poëtisch. Kunst verheft de mens boven zichzelf en doet hem reiken naar het Ultieme en het aanraken. Ook aanbidding is die religieuze houding die de mens toelaat om boven denken en voelen uit te stijgen en zich een te maken met het onkenbare en onvoelbare Ene:

Ik weet dat ik alleen als een zanger tot Uw aanwezigheid nader./ Met de rand van de wijd spreidende wiek van mijn gezang raak ik Uw voeten, — tot waar ik mij nooit te reiken zou wagen./ Dronken van het geluk van het zingen vergeet ik mezelf en noem U vriend, die toch mijn Heer bent. 2

In deze kunst-aanbidding worden de onvolmaaktheden van de mens getransformeerd tot elementen die het gezang verdiepen en veredelen. Onze ‘zonden’ en ‘wonden’ dragen ons dan tot bij het Goddelijke. De door het lot verpletterde mens staat rechtop en kan het hart laten verwijden tot het gehele universum. Deze houding en handeling breekt het ego zacht open zodat het één kan worden met het Mysterie, hier uitgedrukt in de liefdesrelatie van vriend tot Vriend. Mystiek hindoeïsme ten top.


1,2 Frederik Van Eeden, Rabindranath Tagore. Wij-zangen. Gitanjali, Kluwer, Deventer, 1962, p. 1-2, lichtjes gemoderniseerd.