‘Vriendin, klim omhoog’ — Maria Petyt

Maria Petyt (1623-1677) zal voor de meesten niet zo bekend zijn. Zij werd geboren in Hazebrouck in Frans-Vlaanderen, maar leefde eerst als begijn in Gent (1642-1657) en later als kluizenares in Mechelen (1657-1677). Zij was lid van de Karmelorde. Haar geestelijke begeleider, de karmeliet Michaël van de heilige Augustinus, ook een mystiek schrijver, droeg haar op haar ervaring neer te pennen. Dat verscheen in 1683 als Het leven van de weerdighe moeder Maria s Sta Theresia. In twee dikke volumes komen allerhande aspecten van een veelzijdig mystiek leven aan bod. Maria Petyt schreef in een heel literair Nederlands van de zeventiende eeuw en vormt een soort synthese tussen de Karmelmystiek en de Rijnlandse mystiek.

Teresa van Jezus (van Avila) wijst erop dat niet alle mystici ook nog de gave hebben om zich goed uit te drukken. Maria Petyt had die gave zeker en dat blijkt uit deze tekst, waarin ze heel goed de verdieping van de meditatie en het gebed beschrijft, zoals die soms optreedt. Het gaat dan niet langer om een indirecte geloofservaring van het Ultieme; het gaat zelfs niet langer om een ‘smakende, ondervindende, gewaarwordelijke en gevoelige’ ervaring van God, maar om ‘armoede van geest’, iets boven alle smaken en beelden:

Mij wordt nu inwendig geleerd een andere manier van leven in God, niet op een smakende, ondervindende, gewaarwordelijke en gevoelige wijze, zoals boven gezegd is, maar een leven dat bestaat in vastheid van het geloof en armoede van de geest, heel sterk en gestadig in het uitwerken van alle volmaakte deugden, zonder nog op die manier gevoed en ondersteund te zijn door deze zoete invloed van gevoelige genaden, tedere liefde enz. Alsof tot mij gezegd werd: Vriendin, klim omhoog, boven het voelen, boven het ondervinden en smaken, en boven alle beelden, want God is boven alle beelden. Zwem boven dat alles, om zonder gewaarwordelijke voorkomendheid van de genade te komen tot een wezenlijk leven in God. Ik schijn dan te vatten en te bespeuren hoe al de rest maar kinderspel is, iets waar de geest nu slechts kwalijk zou willen naar kijken. Want door dit zo geestelijk licht onderricht in wat het beste is, is de geest nu zo wijs geworden dat hij als verliefd schijnt op dat arm, verlaten, troosteloos leven vol overgave. De geest voelt zich zo grootmoedig, genereus, stevig en sterk, dat hij gaarne voor alle zoetheid en voorkomendheid van de Beminde zou bedanken, zoals iemand die gaarne gespeend is van de borsten om steviger spijzen te eten. Verder doet de opperste onverschilligheid en overgave aan het behagen van de Beminde mij zonder eigen wil en verkiezen zijn. Mij dunkt dat de Beminde deze kennis instort om twee redenen en oorzaken. Ten eerste opdat ik nergens zou op steunen of mij in iets zou laten voorstaan iets bijzonders te zijn, al gaf de goddelijke goedheid mij nog zoveel gewaarwordelijke en gevoelige genaden. Ten tweede om mij heel onthecht en vrij te bewaren van alle subtiele gehechtheid aan enige wijzen, manieren en oefeningen, zonder ergens mijn genegenheid aan te geven of vast aan te blijven hangen, maar om met een volkomen vrijheid van geest altijd klaar te staan en beschikbaar van ogenblik tot ogenblik, zoals en waar de goddelijke geest ons heen wil drijven, me op het minste innerlijke teken terstond daartoe kerende en me laten plaatsend in alle vormen en wijzen die de Beminde voor lief neemt. Mijn inwendigheid moet gesteld zijn zoals gewillige en zachte was, om de indrukking van diverse zegels te ontvangen, zonder weerstand te bieden van zijn kant aan die verschillende indrukkingen en bewerkingen van de geest. 1

Typisch voor mystiek is de paradox: dit leven is tegelijk ‘troosteloos’ en tegelijk iets waar men ‘verliefd’ op wordt.

Het is als het ware een diepe onbepaalde Vreugde voorbij de vele oppervlakkige concrete vreugdes. De liefde heeft ons zozeer aangetrokken, dat andere bijkomstigheden ons niet meer boeien; de zuivere dienst van de goddelijke Liefde is nu ons diepste verlangen en onze diepste vervulling. Deze gelijkmoedigheid betekent grote innerlijke vrijheid en beschikbaarheid voor de Liefde. Maria gebruikt het beeld van de zegelwas, die ontvankelijk is om welke indruk ook maar te ontvangen vanwege God.

Daar gaat de ‘mystiek van de wereldreligies’ in feite en enkel om: de mens losmaken van zichzelf om liefdevolle beschikbaarheid te worden voor wat echt telt, God oftewel de liefde.


1 Maria Petyt, Het leven vande weerdighe moeder Maria a S.ta Teresia, (alias) Petyt, Jan van den Kerchove, Ghent, 1677; vindplaats van deze passage helaas niet teruggevonden…)