In stilte zitten — Zuowang Lun

De Zuowang Lun (Sitting in Oblivion, Zitten en Vergeten) is één van de belangrijkste teksten van het latere taoïsme, geschreven door Sima Chengzhen (647–735). ‘Zitten en alles vergeten‘ is een uitdrukking die voorkomt in de Zhuangzi (19,6) en vanaf Zhuang Zi het slagwoord is geworden van de taoïstische meditatie.

Daarom, als iemand begint het Dao te onderzoeken, moet hij in stilte gaan zitten en de geest temmen. Hij moet de geprojecteerde werkelijkheid loslaten en verblijven in niet-zijn. Wanneer iemand verblijft in niet-zijn, zonder gehecht te geraken aan ook maar één ding, dan treedt men vanzelf (naturally) binnen in de leegte en het niet-zijn. Daar wordt men één met het Dao. Het Geschrift zegt: ‘Het centrum van het opperste Dao is sereniteit en niet-zijn, waar het hart zonder afwijking is en ook geest en fysieke structuur dat zijn. Door naar de diepste bron van de geest en het lichaam te gaan, vindt men dat hun wortel de Dao is‘. 1

In de eerste zin wordt de eigenlijke methode beschreven: taoïstisch mediteren is in een eenvoudige fysieke meditatiehouding gaan zitten en dan het lichaam bewegingloos houden, zodat zo weinig mogelijke fysieke prikkels de aandacht naar zich trekken. In het verlengde van die fysieke stilte en daardoor aangedreven — want een stil lichaam verstilt vanzelf onze geest gevoelig — wordt onze innerlijke beleving rustiger, vrediger, stiller. De geest ‘temmen’ leidt er vervolgens toe dat minder gedachten over de werkelijkheid onze ervaring van de werkelijkheid kleuren, vervormen en voeden. Zo keert de taoïst terug naar de stilte, naar de innerlijke vrede en rust die zijn diepste natuur is.

Het iets wordt herleidt tot ‘niet-zijn’ en ‘leegte’, die duidelijk allesbehalve nihilistisch wordt ervaren maar integendeel als verhoogd/verdiept bewustzijn, als contact met en herbronning in het Ultieme. De eigen diepste kern, het innerlijke centrum dat bereikt wordt in de meditatie is niets minder dan de Kracht (de) die de kosmos aandrijft en in stand houdt: tot rust en ‘sereniteit’ komen dáárin is bij de zuiverheid van fysieke en mentale kracht komen, om erdoor getransformeerd en gerevitaliseerd te worden. Diep in ons schuilt de ‘bron’ van geest en lichaam en zijn geworteld zijn in het Ultieme, in de goddelijke Weg (Dao), het goddelijke Principe dat alles in zich opneemt, draagt en met nieuwe energie uitzendt.

We vinden hier dezelfde structuur als wat in theïstische context wordt omschreven als ‘tanken bij God’. Soms wordt dit niet als gratuit genoeg gezien tegenover God, als was het een gebruiken van God. In het taoïsme zou dit juist als te antropomorf beschouwd worden: het Ultieme is daar Kracht, en het zitten in stilte en sereniteit de enige manier om één te worden met het Ultieme. Het is echter niet evident voor de mens om hier zijn diepste, goddelijke Kracht aanwezig en beschikbaar te weten, niet alleen zijn fysieke maar ook zijn mentale en morele kracht…


1 Livia Kohn, Sitting in Oblivion. The Heart of Daoist Meditation, Three Pines Press, Dunedin, 2010, p. 142.