‘Liefde, hoe groot is je macht’— Hugo van St.-Victor

Hugo van St.-Victor was een belangrijke encyclopedische geest en mystieke theoloog uit de twaalfde eeuw (1096-1141), die meerdere traktaten schreef over contemplatie. Sommigen denken dat hij van Ieper afkomstig was. Hij groeide op in Duitsland maar moest uitwijken naar de abdij van St.-Victor te Parijs, waar hij een school bezielde. O.a. Richard van St.-Victor was zijn leerling.

In het kleine traktaat Lof van Liefde looft hij inderdaad de goddelijke Liefde, die hij voorstelt als een eigen figuur op zich. Dit kadert in de middeleeuwse minnemystiek, zoals die her en der ontstond, en ook in de hoofse cultuur. Daarin treedt de figuur van vrouwe Liefde op (Minne in de Duitse invloedssfeer, Amour in de Franse, en Caritas in de Latijnse). Opmerkelijk hier zoals elders bij deze groep schrijvers is dat zij deze (vrouwe) Liefde hoger stellen dan de drie personen van de Drie-eenheid; zij laten deze Liefde heel dicht het concept van het ‘Wezen’ van God naderen of zelfs overlappen. Liefde is het wezen van God, laten zij verstaan — een inzicht dat later weinig nog zò nadrukkelijk zou worden verwoord:

Jij bent de volheid van rechtvaardigheid, de volmaaktheid van de wet, de voltooiing van de deugd, de kennis van de waarheid. Daarom, Liefde (d.i. Caritas) ben Jij ook de weg. … Jij brengt God naar de mens en gidst de mens naar God. Hij daalde neer toen hij tot ons kwam; wij stijgen op als wij tot hem komen. Jij bent de middelares, vijanden verzoenend, tegenstellingen verenigend, hem naar de diepte trekkend en ons naar de hoogten voerend. En Je doet dit op zo’n manier dat zijn afdaling niet verwerpelijk is en onze verheffing niet arrogant, maar heerlijk. O Liefde, groot is jouw macht! Alleen Jij vermocht God naar omlaag te halen, van de hemel naar de aarde. Hoe machtig is jouw ketting waarmee zelfs God kon gebonden worden en de gevangen mens verbrak de ketenen van de schuld! … O Liefde! Hoeveel kan Jij verwerkelijken? Als Jij zo sterk was tegen God, hoeveel sterker zal Je zijn tegen de mens? Als God zo veel leed voor het heil van de mens, wat zal de mens dan weigeren te verdragen voor God? Maar misschien veroverde Jij God gemakkelijker dan de mens en laat God zich gereder overwinnen dan de mens, omdat hoe meer het gezegend is door Jou te worden overwonnen, hoe meer het God gepast is. … Wij waren nog opstandigen toen Jij hem dwong, die Jou gehoorzaamde en van de troon van de majesteit van zijn Vader neerdaalde om de zwakheid van onze sterfelijkheid op zich te nemen. Jij leidde hem, gebonden in jouw ketenen; Jij leidde hem, gewond door jouw pijlen. Hoe beschaamd moest de mens zijn om Jou te weerstaan, als hij ziet dat Je zelfs over God hebt getriomfeerd! Jij hebt die Lijdloze verwond, de Onoverwinnelijke geketend, de Onveranderlijke meegesleurd, de Eeuwige sterfelijk gemaakt. 1

Heel mooi in deze tekst is hoe de Liefde God bezielt en drijft, hoe Zij Hem meesleept en tot de schepping en verlossing van de mens brengt. De Liefde omvat en vervult niet alleen alle andere deugden of eigenschappen van God, Zij is ook de middelares tussen God en de mens. Zij drijft God naar de mens en de mens naar God.

Zou in dit begrip van het Ultieme als Liefde een brug kunnen gevonden worden tussen ‘gelovigen’ en ‘ongelovigen’, d.w.z. tussen hen die in een persoonlijke God geloven en hen die dat niet doen? Voor de eersten is Liefde dan het ‘wezen’ van die drie-persoonlijke God, voor de tweeden is Zij ‘enkel’ de mysterieuze kracht die de wereld vervult. De eersten personifiëren Haar, de tweeden niet — so be it. Maar in de liefde vinden zij elkaar, geloven zij in hetzelfde. Hoe men Haar/haar voorstelt is niet belangrijk, alleen het volgen van de Liefde/liefde telt.


1 Hugh of St.-Victor, De laude charitatis, PL 176, 974a-975a, in Barbara Newman, God and the Goddesses, Penn, Philadelphia, p. 147.