‘De Zon van de Majesteit gaat op over haar gelaat’ — Ruzbehan Baqli

Ruzbehan Baqli (1128-1209) is één van de grote soefi’s van Perzië en kan als de theoreticus van de fedeli d’Amore beschouwd worden.

In het soefisme is er een nauw verband tussen schoonheid en liefde. (Misschien is geen religie en cultuur zo gevoelig voor schoonheid als de islam!) God is schoon en zijn schoonheid is overal waar de mens heen kijkt. Het is door deze schoonheid dat God de schepselen naar zich toetrekt. Zoals ook Plato aangaf dat het de schoonheid is die de liefde wekt. Nu is niets op aarde — althans voor de soefi’s — zo verrukkelijk mooi als de vrouw, haar gelaat, haar vormen, vooral haar ziel. Juister: haar uiterlijke schoonheid is een sacrament voor haar innerlijke schoonheid, en die weer voor het Goddelijke.

In het soefisme is de mens vaak een spiegel waarin de Zon of haar licht zichtbaar wordt. Het ultieme Mysterie van de werkelijkheid is onkenbaar, omdat het alles en niets is, omdat het één en ondeelbaar is. Maar weerspiegeld in de mens, in de geliefde, wordt het uniek-concreet, hartveroverend mooi. In die schoonheid straalt de goddelijke Schoonheid voor ons; in onze liefde bemint de goddelijke Liefde haar:

Het licht dat opgaat over de zichtbare vorm van een geliefd wezen is dat van de archetypische goddelijke schoonheid. Het geliefd wezen, bekleed met deze kwalificaties, ontvangt van God, want het is de Zon van de Majesteit die opgaat over haar gelaat, van over de bergen van de vooreeuwigheid. Als jij in staat bent te zien, beschouw dan hoe deze Zon opgaat over het gelaat van een geliefd wezen: beschouw in de spiegel, gevormd door de delicate substantie van haar zichtbare vorm, het licht van de ster die haar ziel is; beschouw hoe, opgaand in dit Oosten dat de zichtbare vorm van haar kwalificaties is, zij het universum van haar persoon verlicht. … De contemplatie van de kosmos is de qibla van de vrome godgewijden; de contemplatie van de menselijke schoonheid is de qibla van de Getrouwen van de Liefde. De onmachtigen van het religieuze conformisme bekritiseren ons. … Maar op het gelaat van de mens gaat de zon van de theofanie van de Essentie en de goddelijke Attributen op, want het is door de menselijke schoonheid dat de liefde zijn intrede deed in deze wereld. … Wie de toestand van de liefde meemaakt kijkt niet meer naar de uiterlijke wereld; hij ziet niets anders meer op de wereld dan wat zich afspeelt op het mooie gelaat van Jozef. 1

De qibla is de nis in de moskee die de gewone gelovigen oriënteert naar Mekka. De schoonheid van de geliefde is de qibla die naar de God van de fedeli d’Amore oriënteert. Zij is de ‘theofanie’ waarin de eigenschappen van het Ultieme oplichten. Wie dat heeft ervaren, kijkt niet meer naar uiterlijk comfort en bezit: hij wil enkel die liefde dienen.

Het is hier natuurlijk allemaal vanuit mannelijk perspectief gezien; wij nu hoeven het enkel te verbreden, naar de vrouw tegenover de man toe, naar vriend tegenover vriend, naaste tegenover naaste. Dat is ‘de religie van de liefde’: het niet-twee zijn van de menselijke liefde en de religieuze liefde.


1 Henry Corbin, Ruzbehan Shirazi, Le Jasmin des fidèles d’Amour, Verdier, Paris, 1991, pp. 75.88.