Het zaad van de Wijsheid — Justinus

De eerste eeuwen van het christendom waren onvoorstelbaar belangrijk voor haar ideologische vorming. Je had uiteraard gelovigen die ruimdenkend waren en in dialoog wilden gaan met de omringende cultuur, en gelovigen die de eigen geloofsschat zo absoluut stelden dat ze niet anders konden dan de rest denigreren…

Eén van de figuren met een grote geest, op zoek naar bruggen tussen de joods-christelijke openbaring en de Grieks-Latijnse cultuur (met nog vele andere elementen) rond de Middellandse Zee, was de martelaar Justinus (100-165). In zijn Apologie gebruik hij een beeld dat zou beklijven, daarbij voortbouwend op de Proloog van het Johannesevangelie (1,3): ‘Alles is door Hem — het Woord — geworden’, en dankbaar gebruik makend van de vele vormen van Logos-filosofie uit het Griekse denken.

Gods Woord — we kunnen het ook zijn Gedachte, zijn Waarheid, zijn Ordening, of zijn Wijsheid noemen — is uitgezaaid over heel de wereld: logos spermatikos. Overal zaait God zijn zelfopenbaring, en overal hebben mensen het opgevangen en ontvangen en ‘Hem’ gekend. Justinus is niet te beroerd om te schrijven dat het Woord dus ook uitgezaaid ligt bij de socratici en platonisten, bij de stoïcijnen, bij dichters en schrijvers. Wij zouden er vandaag kunnen aan toevoegen: bij hindoes en moslims en taoïsten enz. Ja, ook de ‘atheïsten’ (sic!) kennen de Waarheid:

Christus is de eerstgeborene van God, zijn Logos, waaraan alle mensen deelnemen: dit is wat we hebben geleerd en wat we hebben verklaard. Degenen die volgens de Logos leefden, zijn christenen, zelfs als ze doorgingen voor atheïsten, zoals bij de Grieken Socrates, Heraclitus en hun soortgenoten. 1

Men kan de toekenning: zij ‘zijn christenen’ te aanmatigend vinden, maar dat is niet het punt. We treffen hier interreligieuze dialoog aan avant la lettre: God wordt ook door anderen volken en religies gekend. Het beeld van het wijd ‘gezaaide woord’ doet aan de parabel van de Zaaier denken die Jezus vertelt: overal zaait de Zaaier zijn zaad, op alle soorten grond.

Dan volgt een soort van in-enging: maar het zaad van het Woord ligt niet even vol uitgezaaid in andere levensbeschouwingen, niet zo vol in elk geval als in het christendom:

Ik ben christen, ik ben er trots op, en ik geef toe dat ik er alleen maar naar verlang dat ik als zodanig wordt herkend. Het is niet zo dat Plato’s leer onverenigbaar is met die van Christus, maar ze lijkt niet in alles op de zijne, net zo min als die van anderen, stoïcijnen, dichters of schrijvers. Elk van hen zag in feite van de in de wereld uitgezaaide goddelijke Logos wat betrekking had op zijn aard, en was daardoor in staat een gedeeltelijke waarheid tot uitdrukking te brengen. 2

Hoe kan het ook anders klinken uit de mond van een volgeling van Jezus? Groepsnarcisme of de waarheid — wie kan het onderscheiden? Wie beschikt over een transcendent standpunt?

In elk geval bevat de daarop volgende zin een diepe en universele waarheid: het menselijke denken is te beperkt om God en diens Wijsheid echt te vatten, alleen de genade kan dat geven aan een mens. Dus, tot welke religie je ook behoort, de christelijke of een niet-christelijke, het blijft genade:

Maar het is iets anders om een ​​zaad en een gelijkenis te bezitten, eigen aan je vermogens, en iets anders in het voorwerp zelf te delen en het na te volgen, wat enkel ontspruit uit de genade die van hem komt. 3

Overal en in elke mens is het Woord uitgezaaid, het komt erop aan dit te zien en te erkennen. Logos spermatikos


1 Justinus, Eerste Apologie, nr 46, geciteerd in Placide Desseille, La spiritualité Orthodoxe et la Philocalie, Spiritualités vivants, Paris, 1997, p. 74.

2,3 Justinus, Tweede Apologie, nr. 13, in Ibid.