Mystieke teksten lezen — Wang Chongyang

Velen gaan vandaag gebukt onder diepe verwarring en fragmentatie, omdat er geen zingevingssystemen (‘Grote Verhalen’) meer zijn die hun wereldbeeld en levensvisie dragen. Na de seculiere samenleving te hebben ondervonden staan veel mensen weer open voor religie in een post-seculiere samenleving. Voor religie die het leven in een samenhangend verband plaatst en de mens bezielt en motiveert. Hoe zal deze religie zijn? Terug naar vroeger is uitgesloten, maar hoe zal de toekomst eruitzien? Het zal een religie moeten zijn met zoveel liefde, waarin de liefde zo centraal staat, dat én de oude religieuze tradities zich erin terugvinden én de seculiere mens zich er niet vervreemd door voelt. Het zal een religie van de liefde moeten zijn.

Dat zal een lezing van onze traditionele religies vergen vanuit een open van hart en met open geest. Daarom moeten we die religies met liefdevolle aandacht verkennen — en dat is de plaats voor interreligieuze dialoog en vergelijkende mystiek in onze tijd. We moeten zoveel als we kunnen elkaars heilige Schriften en mystieke tradities lezen op een wijze die ons vooruithelpt, met het hart, op een ‘sapientiële’ wijze, d.w.z. op een smakende wijze, die de wijsheid die in onszelf sluimert oproept en contact laat maken met de wijsheid van de schrijver.

In het daoïsme is een mooie tekst te vinden waarin Wang Chongyang het heeft over de juiste manier om mystieke teksten te lezen. Wang Chongyang (1113-1170) was een vooraanstaande mysticus van de Quanzhen-school, de ‘School van de Complete Volmaaktheid’, die sterk beïnvloed werd door het boeddhisme en nog steeds bestaat en zelfs bloeit. De vrouw van één van zijn zeven (bekende) leerlingen heette Sun Bu’er (1119-1182) en werd een rolmodel voor de vrouwelijke taoïstische mystiek.

De juiste manier om teksten te bestuderen, is niet door literaire kwaliteit na te streven en uw ogen te verblinden. Haal eerder hun innerlijke betekenis eruit, in ware harmonie met je eigen geest. Laat de teksten weer los als je hun betekenis, hun principe er hebt uit gehaald. En aarzel niet om dit op zijn beurt los te laten als je de diepste grond ervan hebt gevonden. Als deze grond eenmaal is gegrepen, kan deze in de geest worden geconsolideerd. Houd hem heel lang in gedachten en de essentie en innerlijke waarheid zullen een natuurlijk onderdeel van jezelf worden. Geest en uitstraling worden weids en overstromen; wijsheid en geest gaan met grote sprongen vooruit. Er is niets dat zij niet doordringen, niets dat zij niet begrijpen. Eenmaal op dit niveau moet je het verder zien te consolideren en voeden. Pas echter goed op dat u nooit overhaast of nerveus bent tijdens dit proces, want het gevaar bestaat dat u de greep verliest op (je) innerlijke natuur en lotsbestemming. Er zijn ook mensen die niet doordringen tot de diepste bedoeling van de teksten, omdat ze alleen veel concepten uit het hoofd willen leren en veel gelezen willen worden. Zulke mensen zullen in het bijzijn van anderen babbelen, opscheppen over hun uitstekende talenten. Hiermee doen ze niets voor hun zelfcultivering, maar schaden ze integendeel hun geest en energie. Hoeveel teksten ze ook lezen, wat winnen ze werkelijk in termen van de Tao? Alleen door de meest fundamentele innerlijke betekenis van de teksten te bereiken, kun je ze echt in je eigen diepte herbergen. 1

Uit deze tekst wordt duidelijk dat we de dieptedimensie van andere religies alleen leren kennen en begrijpen door een geduldige en vooral zeer empathische benaderingswijze, wortelend in een spirituele praxis. Academische studies zijn uiteindelijk ontoereikend als het erop aan komt elkaars diepste bezieling te leren begrijpen. Er is een contemplatieve lezing van andermans heilige Schriften en mystieke teksten nodig.

De intuïtie van de soefi Inayat Khan (1882-1927) was heel juist: in de tempel die hij liet bouwen in Katwijk-aan-zee liggen de zeven heilige Schriften van de grote wereldreligies broederlijk naast elkaar op een altaar, en worden ze ook samen biddend gelezen en beluisterd in de eredienst.


1 Chongyang’s Fifteen Articles on Establishing the Teachings, in Livia Kohn, Taoist Experience. An Anthology, State University Press, New York, 1993, pp. 87-88:

The right way to study texts is not to pursue literary quality and dazzle your eyes. Rather, extract their inner meaning in true harmony with your mind. Abandon the texts when you have extracted their meaning, their principle. And don’t hesitate to abandon this in turn when you have found its deepest ground. Once this ground has been grasped, it can be consolidated in the mind. Keep it in the mind for a very long time and its essence and inner truth will become a natural part of yourself. Mind and radiance become vast and overflowing; wisdom and spirit take off in leaps and bounds. There is nothing they do not pervade, nothing they do not understand. Once at this level, you should further consolidate and nourish it. Yet take good care never to be hasty or nervous about the process, because there is the danger that you might lose hold over inner nature and destiny. There are also people who do not penetrate to the deepest intention of the texts because they desire only to memorize many concepts and become widely read. Such people will chatter in front of others, bragging of their outstanding talents. With this they do nothing for their practice of cultivation, but on the contrary harm their spirit and energy. However many texts they may read, what do they truly gain in terms of the Tao? Only by attaining the most fundamental inner meaning of the texts can you really harbor them in your depth.

Waarheid — Zhuangzi

De geschriften van de Chinese mystieke wijsgeer Zhuang Zi krijgen veel aandacht in de academische wereld. In tijden van onzekerheid over kennis en waarheid, zoals in onze postmoderne (of post-postmoderne?) context grijpt men graag terug naar een oude en grote referentie. De argwaan tegenover kennis en waarheid is immers zo oud als de straat en niet alleen bij Griekse filosofen dichterbij terug te vinden, maar zelfs bij Chinese filosofen veraf en lang geleden. De daoïstische geleerde Zhuang Zi zou zo als een proto-postmodernist kunnen gezien worden, als ons deze term vergeven kan worden. Zo zijn er tal van geleerde studies die de juiste positie van Zhuang Zi proberen te achterhalen: relativisme, of perspectivisme, of nog iets anders?

Inderdaad, het gaat in de Zhuangzi (het geschrift) om kennis en om het relativeren van kennis, maar het antwoord van Zhuang Zi is niet wat de westerse academici ervan maken. Er is inderdaad een kennis waar hij korte metten mee maakt — en dat is net de academische kennis.

Grote kennis is ruim en breed, kleine kennis is eng en bekrompen. Grote woorden zijn rustig en vredig, kleine woorden zijn druk en schreeuwerig. (2,2) 1

Zhuang Zi is niet op de eerste plaats een filosoof die met een theorie over relativiteit van onze kennis komt aandraven. Hij is een mysticus die alle theorieën, ook die over relativisme, komt doorprikken vanuit een levensinstelling die mystiek moet genoemd worden, d.w.z. waar een rechtstreekse, intuïtieve en boven-rationele ervaring van de werkelijkheid centraal staat. Met ‘kleine kennis’ wordt niet het naïeve moderne weten om waarheid bedoelt, en met ‘grote kennis’ niet het kritische ‘postmoderne’ weten dat alles relatief is. Met ‘kleine kennis’ wordt élke vorm van theoretisch kennen bedoeld, ook de zogenaamd relativistische, postmoderne vormen van kennen.

Met het ‘grote kennen’ is dan echter een mystiek kennen bedoeld dat veel dieper ligt en toegankelijk is ook voor kleine, ongeleerde mensen, ja zelfs beter voor hen dan door de academisch gevormde ‘geleerden’. Dit kennen ontwikkelen we niet door theoretische studie, maar door de typische houding van ontvankelijkheid en zich soepel conformeren aan de ‘gang’ van de werkelijkheid, door ‘mee te stromen’ met ‘de Weg’, de dynamische ordening en voortgang van het leven.

Deze dynamiek wordt inderdaad gevormd door een radicale ‘relativiteit’, maar deze relativiteit is anders dan wat de (westerse) academici ervan maken: het is de relatie-viteit van alles, het feit dat alles met alles samenhangt, dat niets onverbonden bestaat.

Is het niet dat ik zo ben omdat ik van iets anders afhankelijk ben? En dat waarvan ik afhankelijk ben, is dat op zijn beurt ook niet afhankelijk van iets anders, dat het zo laat zijn als het is? Is mijn afhankelijkheid soms anders dan die van de slang van zijn schubben en die van de krekel van zijn vleugels? Hoe kan ik er achter komen waarom ik zo ben? En hoe kan ik erachter komen waarom ik niet anders ben? (2,7) 2

Waarheid is niet het naïeve aannemen van onze theoretische kennis, en ook niet het kritische ondergraven van onze theoretische kennis, maar het existentiële vatten en beleven van de ongelooflijke verbondenheid van allen met allen en alles met alles. Daarvoor moet een diepere laag in ons menszijn aangeboord worden, die meer met openheid en liefde dan met academische vorming te maken heeft, waar men aanvoelt dat ‘alles één is‘ (2,4) 3 En ja, in dit web van relaties is ook voor wetenschappelijke kennis én postmoderne argwaan plaats.


1,2,3 Kristofer Schipper, Zhuang Zi, de volledige geschriften. Het grote klassieke boek van het taoïsme, Augustus, Amsterdam, 2007, pp. 55.71.64.

Onvergankelijkheid — Zhuang Zi

Is de sterfelijkheid van de mens niet het grootste probleem dat er bestaat? Dat ik op een dag moet ophouden te bestaan, is dat niet de onnoemelijke frustratie van het menselijke bestaan? Religies zijn in belangrijke mate pogingen om onder deze sterfelijkheid uit te komen. Steeds heeft de mens geprobeerd om zijn sterfelijkheid te negeren, gewoon uit zijn bewustzijn te weren door de carpe diem-mentaliteit, zoals we die gaan noemen zijn. Denk niet aan de sterfelijkheid, dan word je er niet door geplaagd! Als we eenmaal dood zijn, weten we dat niet meer… De meeste mensen kunnen geen genoegen nemen met deze ‘oplossing’ van het probleem, en geloven in een of andere vorm van onsterfelijkheid: na de dood gaat het leven verder, op één of andere veranderde wijze. Het geloof in de hemel, reïncarnatie…

Er is nog een derde vorm van omgaan met sterfelijkheid, die we vooral in het Chinese daoïsme terugvinden, en het meest welsprekend verwoord bij Zhuang Zi. Deze derde vorm van omgaan met sterfelijkheid is geen vlucht vooruit (carpe diem) en ook geen vlucht naar boven (hemel), maar een hartstochtelijke duik in de sterfelijkheid. Voor Zhuang Zi is bestaan een eeuwige, onophoudelijke verandering of transformatie. Onze geboorte was de transformatie van het één in het ander en zo zal onze dood ook een transformatie van het één in het ander zijn. Enkele vrienden van Zhuang Zi hebben het daarom op een bijzonder onderhoudende manier over hun eigen heengaan:

Meester Yu werd daarop plotseling ziek, en Meester Si ging vragen hoe het met hem ging. Meester Yu zei: ‘Geweldig is de schepper, dat hij bezig is mij zo schots en scheef te maken! (…) ‘Vind je het naar?’ vroeg Meester Si. ‘Welnee! Waarom zou ik het naar vinden? Als hij mijn linkerarm in een ei verandert, dan word ik daarna een haan die de dageraad aankondigt.‘ (6,7) 1

Het lijkt cynisme maar is het niet. Het uitgangspunt van het Chinese denken is immers het geloof in de radicale eenheid van alle levensvormen in een dieperliggende essentie, de psychofysieke energie waaruit alles is opgebouwd en die aangedreven wordt door de motor van de Grote Transformatie, het eeuwige overgaan van de rustende in de actieve modus en omgekeerd. Alles is vitale energie (qi of ch’i), ofwel in actieve fase (yang) ofwel in rustende fase (yin), ofwel in subtiele vorm ofwel in vaste vorm. Alles verandert voortdurend, gaat van de ene toestand in de andere over, en als die zijn hoogtepunt bereikt keert het proces cyclisch om en gaat het weer naar de eerste toestand, tot die zijn hoogtepunt bereikt en weer omslaat in de andere toestand…

Niets gaat verloren. Vormen rijzen op in het deeg van de kosmos en verdwijnen weer. Dit kan natuurlijk alleen gewaardeerd worden door de mens die erin slaagt zich los te maken van zijn individualiteit of identiteit, en erin slaagt zich één te maken en één te weten met het Geheel. Ik sterf wel, maar uit mijn lichaam en geest ontstaat elders weer een andere bestaansvorm op deze aarde, en uit de eventuele ondergang van onze aardbol ontstaat dan wel weer elders in de kosmos een andere vorm van nieuw bestaan. Eén zaak verandert niet: de eeuwige verandering van het Geheel.

Opeens groeide er een gezwel op de arm van Meneer de Malle. Hij schrok ervan en keek niet vrolijk. ‘Vind je het akelig?’ vroeg Meneer Gedrocht. ‘Welnee!’ antwoordde Meneer de Malle. ‘Wat zou ik daar nou akelig aan vinden? Leven is niets anders dan lenen. Dat wat we lenen om te leven is stof. Leven en dood zijn als dag en nacht. Hier zijn we om de kosmische veranderingen te aanschouwen, en nu ben ik het zelf die aan verandering onderhevig is. Wat zou ik daar nou akelig aan vinden?’ (18,3) 2

Leven als zich afstemmen op voortdurende verandering — een dagelijkse kleine dood — en eenmaal de grote dood van mijn ‘identiteit’. Niet te pruimen voor wie vasthoudt aan zichzelf, maar dankbaar te genieten voor wie zich identificeert met het Geheel. Deze gedachte is zeker en vast één van de belangrijkste redenen waarom Zhuang Zi zo een grote invloed en aantrekking blijft uitoefenen.

Zij die vrede hebben met het verloop van de tijd en berusten in de natuurlijke gang van zaken, op hen kan verdriet noch vreugde enige vat krijgen. Dat is wat de ouden noemden: “van boeien bevrijd zijn”.’ (6,7) 3


1,2,3 Kristofer Schipper, Zhuang Zi. De volledige geschriften, Augustus, Amsterdam, 2007, pp. 115 en 239.

Het Hart in het hart — Neiye

Het ligt in de aard van de Weg om lawaai te vermijden. Cultiveer je hart door stilte, dan kan je het bereiken. Zo is het Dao: geen mond kan het zeggen, geen oog kan het zien, geen oor kan het horen. Cultiveer daarom je hart, om je hele wezen authentiek te maken. (30vv)

De Neiye is een geschrift van het daoïsme dat pas de laatste decennia van onder het stof is gehaald en nu van onvermoed belang blijkt te zijn. Het is al eeuwen te vinden in de Guanzi, een groot encyclopedisch werk uit de vierde eeuw vóór Christus, waar het lange tijd geen aandacht trok, noch bij de Chinezen zelf, noch bij de westerse sinologen. Tot een Amerikaans onderzoeker er het belang van inzag en een kritische vertaling bezorgde. Sindsdien volgden de studies elkaar op en verscheen in zowat elke belangrijke westerse taal een vertaling. Nu blijkt deze Neiye even oud, zoniet ouder te zijn (ca. 350 v.C.) dan de Daodejing en een nieuw licht te werpen op het prilste daoïsme. Het getuigt van een duidelijke en bijzondere spirituele praxis van psychofysieke aard die aanleiding gaf tot een specifieke mystieke beleving. Zo wordt extra inzicht gegeven in enkele passages van de Daodejing en komt de mystieke ondertoon van de Daodejing in een nieuw perspectief te staan. De Daodejing is een voornamelijk politiek geschrift, gericht op het onderwijzen van de heerser in het besturen van zijn rijk volgens de juiste weg, door het volgen van dé Weg, het Dao. Maar de wijze waarop de heerser deze Weg moet leren kennen en volgen, is duidelijk van spirituele, ja mystieke aard. Dankzij de Neiye wordt dat heel duidelijk.

In de Neiye kent de mens drie graden van kracht of energie: de essentiële energie (jing) die we bij de geboorte in het diepste van onze lichaamscellen hebben meegekregen, de ademenergie (qi) die we dagelijks opdoen en deze aangeboren kracht vernieuwt en versterkt, en tenslotte de geestelijke energie (sheng) die ons toelaat te voelen en denken. Het komt erop aan de eerste zo goed mogelijk te bewaren en te voeden, zodat we over zoveel mogelijk van die derde soort kracht kunnen beschikken, zodat met andere woorden ons gevoel- en gedachtenleven zo rijk en geestelijk mogelijk is. Het is duidelijk dat de ademenergie een belangrijke rol speelt in de progressieve omzetting van de eerste vorm van kracht in de derde. Ademen heeft een brugfunctie, het is zowel iets fysiek als iets geestelijk of vergeestelijkend. Ademen brengt helderheid en rust in het lichaam en vandaar ook in de menselijke geest. Het is door het lichaam ‘uit te lijnen’ (ontspannen in te spannen) en aandachtig te ademen met de buik dat de basisenergie bewaard en verrijkt kan worden en omgezet in mentale en spirituele kracht.

De kernpassage van de Neiye wordt gevormd door een verrassende uitdrukking: bij het aandachtig centreren van je hele zijn in de opstijgende kracht of energie (de fameuze qi) tijdens de meditatie, ontstaat een helderheid in het eigen denken en voelen, zodat men kan gewaarworden dat er een diepere laag in die eigen geest (dat eigen bewustzijn) rust, waar men contact maakt met dat wat het eigen beperkte leven overstijgt — niets anders dan het Dao. Met enige ‘verwondering’ roept de Neiye dus uit: er is in het hart van het menselijke hart een ander Hart (want xin kan zowel als geest als als hart vertaald worden)!

De geest verbergt een andere geest: in het binnenste van de geest is er nóg een geest. Voor deze geest van de geest gaan gedachten aan woorden vooraf. (165vv)

Deze geest in de menselijke geest gaat aan gedachten vooraf, die zelf weer aan woorden voorafgaan, m.a.w. wat men daar ervaart is niet in gedachten, laat staan in woorden uit te drukken. Het is onze diepste vorm van contact maken met de werkelijkheid, met het leven, het is rechtstreeks contact met de Weg nog vóór het vervormend ingrijpen door ons denken en voelen, dat zo gekleurd is door onze vooringenomenheid. Het is onze diepste intuïtie van het bestaan, nog zuiver afgestemd op wat waar is, goed en mooi. Het goede nieuws is dat deze grondlaag van ons bewustzijn dus aangeboord en ontgonnen kan worden, niet door te denken en te voelen, maar door contact te maken via ons lichaam met de k/Kracht die ons aandrijft en die ons steeds zuiverder en authentieker maakt, tot we zo ontdaan zijn van elke culturele en egoïstische vervorming, en eindelijk weer authentiek denken, voelen, zijn — natuurlijk, zoals de Weg is.

Als men haar eerbiedig een woonplaats aanbiedt, komt de essentie uit zichzelf. Als men haar ernstig en eerbiedig overweegt, vindt men tenslotte de essentie. Vat haar en verlies haar niet, zonder dat je ogen en oren afdwalen, zonder dat je hart andere plannen koestert! Als het hart vast in het midden gevestigd staat, dan ontvouwen de tienduizend dingen zich harmonisch en vervult het Dao alles onder de hemel. Het breidt zich onder de mensen uit zonder dat zij het merken. (140vv)

In het klassieke daoïsme werd dit luisteren naar de Geest in de geest of het Hart in het hart ongetwijfeld doorheen het dagelijks leven beoefend. Het strikte op een kussen gaan zitten is maar later gekomen, mede onder invloed van het (Chan-)boeddhisme. Niettemin is meditatie een zeer geëigende manier om die diepere zone van rust en kracht in ons aan te boren, voorgoed aan te boren. Maar er is méér meditatie dan op een kussen…

In zijn centrum ordent hij zijn hart, zo worden zijn zintuigen helder en zijn vier ledematen sterk en vast. Zo kan hij de Essentie in zich herbergen! (91vv)


Alle citaten vertaald uit Jupp Hartmann, Nei Ye. Der Weg zu innere Ruhe, BoD, Norderstedt, 2020, behalve het tweede uit Romain Graziani, Ecrits de Maître Guan. Les Quatres traités de l’Art de l’esprit, Les Belles Lettres, Paris, 2011. Goede Engelstalige Wikipedia-pagina over de Neiye.

Helderheid — Nei riyong jing

De Nei riyong jing is een geschrift uit de zuidelijke Song-dynastie (China, 1127-1279). Vertaald is dat ‘Schrift voor Dagelijkse Praxis’. De exotische volle titel is eigenlijk Taishang laojun nei riyong miaojing: het ‘Wonderlijke Geschrift voor de Dagelijkse Praxis van de Allerhoogste Heer Lao’. De oorspronkelijke context van dit geschrift is moeilijk te achterhalen, de auteur is onbekend. Wat we wel weten is dat deze korte tekst een synthese biedt tussen twee types literatuur uit het taoïstische China: de ‘Helderheid-en-Stilte’-literatuur en de literatuur van de ‘Innerlijke alchemie’. In de vroege Middeleeuwen zochten Chinese taoïsten naar fysieke materialen die gezondheid of lang leven, zelfs onsterfelijkheid zou geven, maar heel wat ongelukken leidden tot een verinnerlijking van deze alchemie: het raffineren van de eigen lichaamsprocessen (ademhaling, spijsvertering enz.) Helderheid-en-Stilte was dan weer een stroming die vooral door meditatie probeerde de mens dichter bij het Dao te brengen. Hier is duidelijk de invloed van het boeddhisme en zijn innerlijke observatie (vipassana) te bespeuren.

De klemtoon in deze literatuur ligt op het feit dat het menselijke hart voortdurend geneigd is begeerten, gehechtheden en verslavingen op te wekken of te koesteren, die als een filter over onze waarneming van de werkelijkheid komen te liggen, waardoor wij deze heel vervormd beleven. Dit leidt tot verwarring en vertroebeling en onheilzame gemoedstoestanden en handelingen. We worden daarom uitgenodigd bewust te worden van de filter die we zelf over onze waarneming spreiden en de invloed van dit mechanisme te neutraliseren. Zoals de titel zegt moet deze verheldering de hele dag door beoefend worden, dus verbonden met de dagelijkse bezigheden. Wat we denken, voelen, doen en de uiterlijke dingen en omstandigheden in ons leven moeten we gaan observeren om te zien hoe onsubstantieel ze zijn, vergankelijk, afhankelijk, relatief — ‘leeg’. Ook het spontane functioneren van het ik moet dus herinnerd en gezien worden als iets dat uitermate fragiel en onzelfstandig is. Deze ‘observatie van de leegte’ van alles (guankong) brengt ons tot een groeiend inzicht in de spontane natuurlijkheid van het bestaan en brengt gegarandeerd een diepe innerlijke helderheid en stilte teweeg. Zo wordt onze innerlijke kracht (qi) steeds meer geraffineerd tot diepgang (of geest, sheng) en kunnen we ons steeds beter verenigen met het Dao.

Concreet nodigt deze tekst ons uit steeds opnieuw onze gedachtenmolen en begeerten te stillen, voor de eenvoud te kiezen bij wat we doen, om tot relaxatie te komen, stil te worden, te handelen in rust, zonder vooringenomenheid of obsessie. Deze emotionele en intellectuele stilte en zuiverheid verdiept zich geleidelijk aan, tot zij zich stabiliseert en eenheid met het Dao wordt. In plaats van de vele gedachten die zich aan ons opdringen en in hun spoor willen meeslepen, komt dan aandacht voor dat éne waar we mee bezig zijn, concentratie en ontspanning, vrijheid en vreugde. Eén zijn met de dingen, gebeurtenissen en mensen waar we mee omgaan leidt tot innerlijke eenheid en eenheid met het Ultieme, het Dao.

Zoek gedurende de twaalf dubbele uren van de dag voortdurend naar helderheid en stilte. De numineuze toren van het hart, leeggemaakt van alle dingen: dit heten we ‘helderheid’. Geen enkele gedachte laten opkomen: dit heten we ‘stilte’. Het lichaam is de woonplaats van innerlijke kracht (qi). Het hart is de woonplaats van onze geest. Als onze intentie bewogen wordt, wordt onze geest geagiteerd; wanneer onze geest wordt geagiteerd, wordt innerlijke kracht (qi) verstrooid. Als intentie stabiel is, blijft de geest geregeld; wanneer de geest rustig blijft, verzamelt innerlijke kracht (qi) zich. (…) Lopend en staand, zittend en liggend, men oefene voortdurend aandacht. (…) Als je de innerlijke gebieden kunt observeren, begint de geest van nature zich mee te delen. Dit is de verblijfplaats van leegte en niet-zijn, de plek waar je met de Wijzen kunt verblijven. (…) Elke dag dat je ermee ophoudt dit te beoefenen, zal er beslist letsel en ziekte ontstaan. Zoek dus gedurende alle twaalf dubbele uren van de dag voortdurend naar deze helderheid en stilte. Innerlijke kracht (qi) is de moeder van de geest; geest is het kind van innerlijke kracht (qi). Als een kip die een ei uitbroedt, bewaar de geest en voed de innerlijke kracht (qi). Dan zul je nooit meer gescheiden worden van het Wonderbaarlijke. 1

Wie verlangt er niet naar om door deze helderheid en stilte bevrijd te worden van de tirannie van de begeerten en de stormloop van gedachten, en zo vrij te worden voor wat is? Deze helderheid-en-stilte maakt ons open en liefdevol.

Zelfcultivering — Huainanzi

Veruit de meeste westerlingen kennen van het Chinese daoïsme (deze spelling is correcter dan ‘taoïsme’) slechts de Daodejing en de Zhuangzi, en enkelen zullen ook nog de Liezi kennen. Ondertussen is in de sinologische wereld echter duidelijk geworden dat nog twee andere werken ook héél belangrijk zijn om het klassieke daoïsme te bestuderen: de Huainanzi en de Guanzi, of toch zeker een viertal traktaten uit dit laatste werk, waarvan de Neiye het bekendst is. Beide zijn eerder encyclopedisch van aard en bevatten weliswaar ook andere denkstromingen dan het daoïsme — maar dat geldt ook van de Zhuangzi.

De Huainanzi bevat tal van heel mooie passages waarin de wijze heerser (en dat zijn we allemaal, tenminste voor het domein van ons eigen lichaam en leven) in lijn met een kosmologie van het Ene, dat alles draagt en bezielt, een ethiek en spiritualiteit beleeft van het Centrum, dat heel het eigen zijn aandachtig rond zich schaart. Gecentreerd leven: zo zouden we de wezenlijke aansporing van de Huiananzi kunnen noemen. De grote Wijzen uit de oudheid ‘grepen de hendels van de Weg en waren daardoor gevestigd in het centrum; hun geesten konden uitzwerven met alle transformaties en hierdoor de vier richtingen tot vrede brengen’ (1,2). Dat klinkt heel aantrekkelijk: vanuit je eigen centrum leven en daardoor vrede brengen overal om je heen.

De Grote Mens is rustig en kent geen zorgen, hij is sereen en kent geen angsten. (…) Alles rond zich heeft hij geobserveerd en verlicht. Hij keert steeds terug tot het bewaren van het Ene om héél te blijven. Hij overziet de vier hoeken van de aarde, maar keert altijd terug naar de centrale as. (1,4)

Het tegendeel is dan ook waar. Wie niét gecentreerd leeft, kent zichzelf niet, bestuurt zijn eigen hele zijn niet ordelijk en kan dan geen positieve invloed hebben op anderen:

Wanneer zich een bedrieglijk hart in je borst verbergt, zal je innerlijke zuiverheid niet schitteren en je geestelijke kracht niet héél zijn. Als je wat in jezelf ligt niet eens kent, hoe kunnen mensen veraf je dan graag hebben? (1,6)

Daarom hamert de Huiananzi op een specifieke levenshouding die men ‘zelfcultivering’ is gaan noemen, en wel het belangrijkste kenmerk van het Chinese denken en beleven is geworden. Ook de confucianistische visie. ‘Verbeter de wereld, begin bij jezelf’ nemen de Chinezen heel ernstig.

Daarom cultiveerden wijzen innerlijk de wortel (van de Weg in hen) en hielden zij zich niet bezig met uiterlijke versiering met takken. Zij beschermden de geest die zij bij hun geboorte kregen en delen uit met wijsheid en voorkomendheid. In stilte handelen zij niet tegen de natuur in (wu wei), en zo blijft niets ongedaan. In rust proberen zij niet te besturen door in te grijpen, en zo blijft niets onbestuurd. (1,9)

Naast de sereniteit die hen helpt om natuurlijk te blijven en natuurlijk te handelen, cultiveren zij innerlijke leegte, waardoor zij zich niet laten verwarren (door meningen en gebeurtenissen) maar adequaat weten te reageren op alles:

Zij die de weg bereiken: hun wil was soepel, maar hun daden sterk, hun geest was leeg, maar hun reacties troffen doel. Wat wij bedoelen met een soepele wil is dat die plooibaar en zacht is, kalm en rustig; zich verbergend wanneer anderen dat niet durven; handelend wanneer anderen daar niet in staat toe zijn; kalm en zonder zorgen; handelende zonder het juiste moment te verspelen; en wentelend en terugkerend met de tienduizend dingen. Nooit anticiperend of beginnend, maar altijd antwoordend wanneer zij gestimuleerd werden. (…) Zij betrouwen op het kleine om het grote te omhelzen; zij rusten binnenin om het uiterlijke te regelen; zij plooien om vast te zijn; zij gebruiken zwakheid om sterk te worden, zij keren en keren doorheen de transformaties en geven de dingen een duwtje wanneer ze aan het bewegen zijn; zij bereiken de Weg van het Ene en gebruiken het geringe om het grote te bewerken. (1,10)

De Huiananzi is een heel mooi werk uit de wereldliteratuur. Zelfcultivering is leven vanuit je eigen centrum, vanuit je eigen hart. Het is zorgen dat je een zuiver hart hebt, in het vertrouwen dat dit je beste bijdrage is aan de wereld om je heen.


Alle citaten uit: John S. Major e.a., The Huainanzi. A Guide to the Theory and Practice of Government in Early Han China, Columbia University Press, New York, 2010.

Ego — Liezi

De jaren 2016-2020 zullen in de geschiedschrijving herinnerd worden als jaren waarin een fantastisch ego de hele wereld in de ban kon houden. Een gezond ego hebben we nodig om te kunnen functioneren, zoveel is duidelijk. Maar teveel ego is dan weer nefast voor een mens en voor zijn omgeving. We moeten een gezond ego ontwikkelen, maar om het dan te kunnen openbreken en schenken aan elkaar. Dat is de transpersoonlijke levensinstelling waar we als individu moeten naartoe groeien. Trans– is niet on– of voor-persoonlijk, maar wel voorbij en hoger of méér dan persoonlijk…

Het monotheïstische Westen is heel sterk in ethische zelfoverstijging, maar we kunnen ons de vraag stellen of deze zelfoverstijging niet gehandicapt wordt door het sterke insisteren op het individu als onvergankelijke, zelfstandige waarde. Dat ziet het Oosten anders: er is gewoon geen onvergankelijke, zelfstandige waarde in of aan onze identiteit. Elke mens is een steeds veranderende samenstelling van op zich vergankelijke en onzelfstandige elementen.

Ook in het Chinese daoïsme is het ego een illusie en is als mens bestaan een kwestie van voortdurende inoefening van eigen relativiteit. Het daoïstische geschrift de Liezi is een welsprekend vertolker van een dergelijke mensvisie en de spiritualiteit die eruit voortvloeit:

Het lichaam is een tastbare vorm die jou door hemel en aarde is toevertrouwd. Ook het leven is niet van jezelf: het is een harmonie die jou door hemel en aarde is toevertrouwd. Jouw aard en lot zijn niet van jezelf: zij zijn de gang van zaken zoals die jou door hemel en aarde is toevertrouwd. Je kinderen en kleinkinderen zijn niet van jezelf: zij zijn de uitvloeisels die jou door hemel en aarde zijn toevertrouwd. Daarom ben je op reis zonder te weten waar je heen gaat, verblijf je zonder te weten waar je je aan vastklampt en eet je zonder te weten waar het vandaan komt. Jij bestaat uit de krachtige yang-energieën van hemel en aarde; hoe zou je dit kunnen verkrijgen en bezitten?’ (1,14) 1

Dit is de wijsheid waar het daoïsme op aanstuurt: dat we zouden leven in het bewustzijn dat we niets bezitten. Het is de fameuze ‘leegte’ van het daoïsme. Eigen aan het daoïsme is een enorm sterke cultuur van de stilte, de fysieke en op grond daarvan mentale stilte, die ons uit zichzelf (om niet het woord ‘vanzelf’ te gebruiken!) bij de innerlijke of ethische leegte kan brengen. Men kan stellen dat het toelaten van stilte in het (dagelijkse) leven dé spirituele praktijk is in deze religie.

Iemand vroeg aan Meester Liezi: ‘Waarom hecht u waarde aan de leegte?’ ‘In de leegte,’ antwoordde Liezi, ‘gaat het helemaal niet om “waarde hechten” aan”.’ Meester Liezi zei: ‘Voor wie zich wil ontdoen van zijn roem is er niets beter dan stilte, is er niets beter dan leegte. Wie stil is en wie leeg is, vindt zijn juiste plek. Wie echter neemt en geeft, raakt zijn juiste plaats kwijt. Wie met medemenselijkheid en plichtsbesef komt zwaaien als de natuurlijke orde eenmaal is verstoord, zal niet in staat zijn de weg terug te vinden.’ (1,11) 2

Al onze grote woorden en drukke programma’s zullen de samenleving niet redden. Dat zal alleen de stilte, en de leegte, waarin de woordeloze liefde geboren wordt.


1,2 Jan De Meyer, De geschriften van Liezi. De taoïstische kunst van het relativeren, Augustus, Amsterdam, 2008.

Eenvoud — Laozi

De mens is ongetwijfeld niet boosaardiger dan vroeger, maar de gevolgen van de zelfzucht van 7 miljard mensen is zo onvergelijkbaar omvangrijker dan ooit. Groeiende kloof tussen (weinig) rijken en (enorm veel) armen, razende epidemieën, politieke onverantwoordelijkheid en verruwing, cultureel suprematiedenken, een verschrikkelijke klimaatdreiging (dit misschien vooral)… Hoe zijn we zo ver gekomen?

Een hoofdstuk uit de Daodejing legt het mechanisme bloot:

De vijf kleuren verblinden de ogen van de mensen. De vijf tonen verdoven de oren van de mensen. De vijf smaken bederven de mond van de mensen. Dolle riten en jachten maken het mensenhart gek. Moeilijk te verkrijgen goederen bederven de levenswandel van de mens. Daarom maakt de wijze werk van zijn binnenste en niet van zijn ogen. Daarom laat hij dit en neemt hij dat. 1

Het is de zucht en de ‘jacht’ naar genot, comfort en luxe die ons zo maken. Ze verblinden ons zodat we de naaste en de essentie niet meer zien. Ze verdoven ons zodat we niet meer gevoelig zijn voor elkaar en voor het Mysterie. Ze maken het menselijke hart gek: de wijsheid verdwijnt en de dwaasheid neemt haar intrek in ons denken, voelen en handelen. Onze levenswandel wordt uiteindelijk verderfelijk. Het is glashelder.

De Daodejing wijst meteen ook de enig uitweg uit deze crisissituatie. Dat is kiezen voor het ‘binnenste’ (letterlijk ‘de buik’) en niet voor de ‘ogen’. De buik staat voor wat we hier en nu nodig hebben voor onze gezondheid; de ogen staat voor het ego dat nooit genoeg heeft met het onmiddellijke en altijd méér wil, dat wil overschouwen en overheersen, dat gulzig en meedogenloos is, geen grenzen kent of wil kennen.

Er is iets wat de wereld moeilijk kan zien, omdat haar ogen juist ‘verdorven’ zijn, en dit is dat onze buik gauw gevuld is en we dan weer uren verder kunnen (– tot de honger cyclisch terugkeert en cyclisch weer gestild zal kunnen worden). Nl. dat bij bewust en aandachtig leven ons hart buiten de uren dat we de buik bevredigen om een andere, diepere zin vraagt. Wat is de zin van dit alles, waarom leven we?

De Daodejing geeft een duidelijk antwoord: om de ‘moederende’ natuur na te volgen, om goed te zijn op onze beurt voor de mensen om ons heen:

Hij geeft leven en onderhoudt. Hij brengt voort en rekent niet als eigen. Hij doet en steunt er niet op. Hij kweekt op en is niet als meester. Dit heet ondoorgrondelijke deugd. 2

In onze taal uitgedrukt: om lief te hebben! Ook de juiste levenswijze om dit te ontwikkelen komt altijd weer naar voren in dit beknopte wijsheidsboek: eenvoud. Het taoïsme is finaal ook een religie van de liefde, van de zorg voor elkaar, en de weg daar naartoe die het voorstelt is ook ontstellend simpel: eenvoudig zijn.

Daarom leer ik waaraan zich te houden: weer de eenvoud erkennen, de ongereptheid bewaren, weinig ikzucht hebben en weinig begeerten koesteren. 3

Maar als we goed kijken, zien we ook reeds de kiemen van schoonheid en goedheid, hier en nu ook al. Er is niet alleen honger en blindheid onder de mensen. Er is ook liefde en solidariteit, héél veel. Die haalt minder het nieuws, maar draagt de wereld wel.


1,2,3 Laozi, Daodejing, vert. J.A. Blok, AnkhHermes, Utrecht, 2013, nrs. 12,10,19.

Leegte — Liezi

De Liezi is één van de belangrijkste taoïstische geschriften, die toegeschreven wordt aan een Lie Yukou uit de vijfde eeuw v.C., maar in feite pas rond de vierde eeuw n.C. is geredigeerd, misschien met oudere stukken.

In de Liezi staat het thema van de leegte centraal, taoïstisch thema bij uitstek dat ook in de Laozi (of de Daodejing) en in de Zhuangzi een prominente rol speelt. Deze ‘leegte’ wordt door Westerlingen niet zelden nihilistisch geïnterpreteerd, wat een groot misverstand is. ‘Ontvankelijkheid’ is een goed synoniem, of ‘openheid’: een vaas die leeg is, is een vaas die open is en klaar om te ontvangen. Leegte staat in het Chinese denken diametraal tegenover grijpen en manipuleren.

Iemand vroeg aan Meester Liezi: ‘Waarom hecht u waarde aan de leegte?’ ‘In de leegte,’ antwoordde Liezi, ‘gaat het helemaal niet om “waarde hechten aan”.’ Meester Liezi zei: ‘Voor wie zich wil ontdoen van zijn roem is er niets beter dan stilte, is er niets beter dan leegte. Wie stil is en wie leeg is, vindt zijn juiste plek. Wie echter neemt en geeft, raakt zijn juiste plaats kwijt. Wie met medemenselijkheid en plichtsbesef komt zwaaien als de natuurlijke orde eenmaal is verstoord, zal niet in staat zijn de weg terug te vinden.’ 1

Deze tekst heeft het over nemen en geven, komen zwaaien met begrippen en deugden. Daar plaatst de taoïst zijn stilte en natuurlijkheid tegenover, het niet in-grijpen in het leven met vooropgestelde begrippen, waarden en normen.

Een andere tekst maakt dan weer duidelijk dat deze stilte en leegte de vrucht zijn van het luisteren naar de eigen natuur en de natuur van wat ons omgeeft, om daar soepel op in te spelen, eerder dan deze te willen doen plooien naar eigen of culturele inzichten, naar wat ‘men vindt’.

‘Ik heb helemaal geen Weg. Ik begon met dat wat ik bij mijn geboorte had, groeide op met mijn eigen aard, en vervolmaakte mezelf door het lot. Met de draaikolk ga ik onder en met de opborrelende golven kom ik weer boven. Ik volg de Weg van het water, zonder als individu iets te ondernemen. Dat is mijn manier om me in het water te bewegen.’ 2

Daar gebruiken de Chinese denkers graag het beeld van het water voor: zoals het water niet in opstand komt tegen wat is, maar zich aanpast aan wat is en net door zich aan te passen uiteindelijk toch wint, zo zal ook de mens het verst komen door zich soepel mee te bewegen met wat op zijn levenspad komt, eerder dan door in opstand te komen.

Dit alles als ‘vergetelheid’ geduid: het is niet leven vanuit het ordenende en sturende verstand en de gevoelens, maar alle hokjesdenken loslaten en de werkelijkheid zichzelf laten zijn. Het denkend benaderen van wat we meemaken zorgt zozeer voor ‘verstrikking’ en ‘verwarring’, zegt Liezi:

Vroeger, toen ik vergat, kende ik geen grenzen. Ik was me er niet van bewust of het universum al dan niet bestond. Nu ik plotseling weer mijn geheugen heb, raak ik verstrikt in duizend draden van leven en dood, winst en verlies, droefenis en vreugde, liefde en haat, die zich de voorbije decennia hebben gespannen. Mijn vrees is dat leven en dood, winst en verlies, droefenis en vreugde, liefde en haat in de toekomst mijn geest danig in de war gaan sturen. Zal ik ooit nog een moment van vergetelheid kennen?3


1 Jan De Meyer, De geschriften van Liezi. De taoïstische lunst van het relativeren, Augustus, Amsterdam-Antwerpen, 2008, 1,11.

2 en 3 Ibid., 2,9; 3,7.

Terugkeren is de beweging van de Weg — Lao Zi

De wereld in haar totaliteit of dynamiek enerzijds en het Ultieme anderzijds vallen samen in Laozi’sBoek van de Weg en zijn Kracht’. Het Ultieme is de kosmos, of toch in haar mysterieuze, onweerstaanbare Voortstuwing of Kracht. Zij is een onophoudelijk komen en gaan van de dingen.

Dat is het (steeds) ‘terugkeren’ waarover deze tekst het heeft:

Terugkeer is de beweging van Tao.

Zachtheid is de werking van Tao.

De dingen der wereld ontstaan uit zijn.

Zijn ontstaat uit niet-zijn. 1

Dit terugkeren heeft evenwel nog een diepere bodem. Het is inderdaad het ‘terugkeren’ van de eeuwige kringloop van het leven, van steeds hetzelfde, leven en dood, momenten van geboorte en momenten van ondergang, lief en leed. Maar het is daarnaast – en daarin – ook het ‘terugkeren’ van die kosmische kringloop en activiteit… tot de kosmische rust waaruit zij ontstonden, en het ‘terugkeren’ van alle menselijke inspanning tot de innerlijke rust waaruit ze zijn voortgekomen. Dit is als het ware het ‘terugkeren in het terugkeren’.

Het leven is zoals het is, zegt Laozi, een komen en gaan waar we geen greep op hebben; maar het is de kunst van het leven hier aandachtig op in te gaan, zodat het diep bewust beaamd wordt in het eigen hart, van de nood een deugd makend. Zo kan het feitelijke ook het bevrijdende worden. Dan komt al ons rusteloze zoeken en streven telkens weer thuis in overgave en tijdloze rust. Het wentelen van het leven gebeurt zoals het gebeurt, maar ik kan me geven, aanvaarden, meestromen, me invoegen en met liefde gebruik maken van de stuwing om zoveel mogelijk goeds op te pikken onderweg, voor mezelf en de samenleving. Het is door deze overgave dat kracht vrij komt om te doen wat mogelijk is, het moreel neutrale of slechte op zacht-zwakke wijze ombuigend tot het moreel goede. Hier schuilt de paradox van het Chinese wu-wei, een zeer actieve passiviteit, en een geloof in het goede temidden van de onverschilligheid van de kosmos.

Zoiets als Liefde is werkzaam in alles en allen, zoiets als Liefde moge werkzaam zijn in mij. Het is niet door de werkelijkheid en haar dynamiek tegen te werken dat ik iets kan doen, het is door in zwakheid te luisteren naar haar steeds weer scheppende beweging dat ik zelf ook scheppend kan zijn.

Het zijn komt voort uit het niet-zijn, de actie uit de rust, de efficiëntie uit de zwakheid, de vruchtbaarheid en het engagement uit de overgave.


1 Johannes Schiettecatte, Taoïstische meesters, Carmelitana, Gent, 2017, p. 49.