Wanneer ik de zienswijze voor ogen houd,
vinden de eigenschappen van uiterlijke verschijningen zelfbevrijding ter plekke.
Het is zeker dat zelf en ander niet als twee bestaan;
deze zienswijze is vrij van referentiepunten.1
Deze manier van formuleren vindt men overal terug in de literatuur van Mahamudra en Dzogchen, de twee meest bekende vormen van Tibetaans boeddhisme. Vaak wordt het onderricht samengevat volgens de vier niveau’s van beleving: vision, meditation, conduct en fruition. De zienswijze is het levensbeschouwelijke fundament, de meditatie de inoefening, het gedrag de (sociale) consequentie, en het genieten de persoonlijke vrucht.
Het gaat echt om een zienswijze, geen doctrine of filosofie. Mahamudra-Dzogchen — het verschil tussen beide is niet van belang — is de uitnodiging om op een bepaalde manier te kijken, nl. zien-ervaren hoezeer alles ontstaat uit het bewustzijn (of ervaren, gewaarworden, aandacht enz.), rust in het bewustzijn en terug opgenomen wordt in het bewustzijn (mind, citta). Wanneer dit zien echt diep verankert, verliezen de uiterlijke zaken hun verknechtende aantrekkelijkheid of angstaanjagende bedreiging. Het vasthouden aan ‘eigen’ en ‘andersmans’ verliest zijn scherpte. In zo’n ziens-wijze vinden de uiterlijke zaken zelf-bevrijding: zonder dat je iets hoeft te doen, worden ze van onheilzaam héél, in de zin van geheeld. Het wordt een waarnemen van Eén Smaak: de non-dualiteit, het één zijn van eenheid en veelheid.
Wanneer men dan gaat mediteren, leert men deze eenheid in te oefenen door ze waar te nemen; het is eigenlijk geen inoefenen maar loslaten van vroegere conceptualiserende en dualizerende wijzen van waarnemen ten voordele van een zuiver waarnemen van de dingen en gebeurtenissen. Dit transformeert de innerlijke beleving: in plaats van innerlijke reacties op de dingen (in de vorm van gedachten of gevoelens of intenties) ofwel te gaan verwerpen of te gaan verkiezen, kan men de reacties rustig waarnemen als gelegenheden om te zien hoe zij vanzelf getransformeerd worden in het non-dualistische ervaren en verstaan van alles; alles hangt immers samen met alles. Het mediteren wordt een niet-mediteren: geen inspanning, geen denken-aan of denken-over, mediteren loslaten!
Wanneer de zienswijze dankzij de (niet-)meditatie wortel krijgt in ons dagdagelijks functioneren, dan kennen we ook geen onderscheid meer toe aan vriend of vijand, voorkeur of afkeur voor medemensen. Allen zijn immers één, zelf en ander zijn verdwenen en één groot geheel geworden, zodat men nog alleen mededogen kent, liefde voor de ander als voor zichzelf, zonder grenzen. Deze spirituele attitude heeft dus ook ethische consequenties.
Wanneer genieten zelfbevrijding vindt ter plekke,
vinden de eigenschappen van samsara en nirvana zelfbevrijding ter plekke.
Het is zeker dat wat aan te nemen en te verwerpen is niet als twee bestaan;
dit genieten is vrij van hoop en vrees. 2
Tenslotte vindt zo ook de diepste persoonlijke vrucht plaats: het genieten van alles als Eén Smaak; ook dit is niet langer een inspanning, het geschiedt vanzelf, het is genade. Het leven in en omgaan met deze wereld van vergankelijkheid, onbevredigend en lijden soms, geeft evenveel vreugde als het zich terugtrekken in het ‘Eiland’ van vrede en vreugde dat diep in ons schuilt. Dan is er ook niets meer dat moet aangetrokken worden of op afstand gehouden — met dien verstande dat de boeddhistische wijsheid, de Dharma ons gedrag wel dient te blijven gidsen en bepalen natuurlijk. Er is alleen vrijheid, vrede en liefde. Met deze One Taste kunnen we elkaar dan ook benaderen.
Het moge duidelijk zijn dat deze wijze van zien en beleven in zijn volle uitbloei voor weinigen zal zijn, maar de kernintuitie van deze spiritualiteit is van groot belang voor iedereen.
1,2 Tsangnyon Heruka, The Hundred Thousand Songs of Milarepa, tr. Christopher Stagg, Shambala, Boulder, 2016, Chapt. 21.