Leven als ontmoeting — Martin Buber

Het woord ‘ontmoeting’ is erg mooi: in een authentieke relatie mag de ander worden wie zij wil en mag zij zijn wie zij is. Maar in de authentieke ontmoeting wordt ook het ik zichzelf door de openheid van de ander: het ik ontstaat aan het jij. ‘Ik ben omdat jij bent.’ Of ook nog: ‘Ik ben omdat jij mij liefhebt‘.

Wie ‘jij’ zegt, heeft niets tot object. Want waar iets is, is iets anders; elk ‘het’ grenst aan een ander ‘het’; het is alleen wat het is omdat het aan anderen grenst. Maar waar ‘jij’ wordt gezegd, is geen ‘het’. ‘Jij’ kent geen grenzen. Wie ‘jij’ zegt, heeft niet iets, heeft niets. Maar hij staat in relatie. … De wereld als ervaring behoort tot het grondwoord ‘ik-het’. Het grondwoord ‘ik-jij’ creëert de wereld van relaties. … In het begin is de relatie. … De mens wordt zichzelf aan het jij.

(Wer Du spricht, hat kein Etwas zum Gegenstand. Denn wo Etwas ist, ist anderes Etwas, jedes Es grenzt an andere Es, Es ist nur dadurch, daß es an andere grenzt. Wo aber Du gesprochen wird, ist kein Etwas. Du grenzt nicht. Wer Du spricht, hat kein Etwas, hat nichts. Aber er steht in der Beziehung. … Die Welt als Erfahrung gehört dem Grundwort Ich-Es zu. Das Grundwort Ich-Du stiftet die Welt der Beziehung. … Im Anfang ist die Beziehung. … Der Mensch wird am Du zum Ich.) 1

Dat is ‘de dialogische gedachte’ die we gelukkig op vele plaatsen mogen terugvinden in onze samenleving. We hebben haar te danken aan één van de grote joodse religieuze en filosofische genieën van de twintigste eeuw: Martin Buber. Buber, Levinas, Derrida: allemaal joodse denkers die op één of andere manier het anders-zijn van de ander centraal stelden — in een eeuw die op verschrikkelijke wijze het anders-zijn van de Joden probeerde uit te roeien. Alleen de dialogische gedachte kan ons ook redden in tijden van sterke anti-Islam gevoelens.

Martin Buber (1818-1965) studeerde filosofie en was aanvankelijk actief in de zionistische beweging. In 1923 schreef hij zijn één van zijn bekendste werken, Ich und Du, waarin hij het principe van de dialoog als basis van het menselijke leven stelde, en in 1925 begon hij met de hulp van Franz Rosenzweig de Hebreeuwse Bijbel te ‘verduitsen’ vanuit het dialogische principe. Later schreef hij nog meerdere werken waarin hij het dialogische principe probeerde door te trekken in de opvoeding, in de psychologie, in de politiek enz. Hij publiceerde ook veel over de joodse mystiek, meer bepaald het chassidisme. Zijn tweede meest bekende werk (uit 1949) is zijn verzameling Chassidische Vertellingen. In de latere jaren van zijn leven zette Buber zich in voor de vreedzame coëxistentie van Joden en Palestijnen in Israël. Hij was een ware profeet.

Buber trekt zijn dialogisch denken ook voort in het domein van religie, spiritualiteit en mystiek. God is het absolute Jij waaraan de mens wordt:

De lijnen van relaties kruisen elkaar in hun verlengde in het eeuwige Jij. Elk individueel jij is een glimp ernaar. Door ieder afzonderlijk jij spreekt het grondwoord het eeuwige aan. Uit deze bemiddeling van het jij van alle wezens volgt de vervulling van de relatie met hen en van de onvervuldheid. Het ingeboren jij wordt in iedereen gerealiseerd en in niemand vervolmaakt. Het wordt alleen voltooid in de onmiddellijke relatie met de Jij die volgens zijn essentie niet een ‘het’ kan worden. Hun eeuwige Jij hebben de mensen met vele namen aangesproken. Toen ze zongen over de aldus genoemde, bedoelden ze nog steeds Jij: de eerste mythen waren lofzangen. Toen kwamen de namen in de het-taal. Meer en meer werden mensen ertoe gedreven om hun eeuwige Jij als een Het te beschouwen en erover te praten. Maar alle namen van God blijven niettemin geheiligd: omdat men daarin niet alleen maar over God spreekt, maar ook tot hem. 2

Woorden die het menselijke en religieuze genie van Martin Buber welsprekend uitdrukken…


Met grote dank aan Greta Schacht!


1 Martin Buber, Ich und Du, Reclam, Stuttgart, 1983, pp. 4-6.18.28.

2 Ich und Du, Reclam, Stuttgart, 1983, p. 71.