Het Hart in het hart — Neiye

Het ligt in de aard van de Weg om lawaai te vermijden. Cultiveer je hart door stilte, dan kan je het bereiken. Zo is het Dao: geen mond kan het zeggen, geen oog kan het zien, geen oor kan het horen. Cultiveer daarom je hart, om je hele wezen authentiek te maken. (30vv)

De Neiye is een geschrift van het daoïsme dat pas de laatste decennia van onder het stof is gehaald en nu van onvermoed belang blijkt te zijn. Het is al eeuwen te vinden in de Guanzi, een groot encyclopedisch werk uit de vierde eeuw vóór Christus, waar het lange tijd geen aandacht trok, noch bij de Chinezen zelf, noch bij de westerse sinologen. Tot een Amerikaans onderzoeker er het belang van inzag en een kritische vertaling bezorgde. Sindsdien volgden de studies elkaar op en verscheen in zowat elke belangrijke westerse taal een vertaling. Nu blijkt deze Neiye even oud, zoniet ouder te zijn (ca. 350 v.C.) dan de Daodejing en een nieuw licht te werpen op het prilste daoïsme. Het getuigt van een duidelijke en bijzondere spirituele praxis van psychofysieke aard die aanleiding gaf tot een specifieke mystieke beleving. Zo wordt extra inzicht gegeven in enkele passages van de Daodejing en komt de mystieke ondertoon van de Daodejing in een nieuw perspectief te staan. De Daodejing is een voornamelijk politiek geschrift, gericht op het onderwijzen van de heerser in het besturen van zijn rijk volgens de juiste weg, door het volgen van dé Weg, het Dao. Maar de wijze waarop de heerser deze Weg moet leren kennen en volgen, is duidelijk van spirituele, ja mystieke aard. Dankzij de Neiye wordt dat heel duidelijk.

In de Neiye kent de mens drie graden van kracht of energie: de essentiële energie (jing) die we bij de geboorte in het diepste van onze lichaamscellen hebben meegekregen, de ademenergie (qi) die we dagelijks opdoen en deze aangeboren kracht vernieuwt en versterkt, en tenslotte de geestelijke energie (sheng) die ons toelaat te voelen en denken. Het komt erop aan de eerste zo goed mogelijk te bewaren en te voeden, zodat we over zoveel mogelijk van die derde soort kracht kunnen beschikken, zodat met andere woorden ons gevoel- en gedachtenleven zo rijk en geestelijk mogelijk is. Het is duidelijk dat de ademenergie een belangrijke rol speelt in de progressieve omzetting van de eerste vorm van kracht in de derde. Ademen heeft een brugfunctie, het is zowel iets fysiek als iets geestelijk of vergeestelijkend. Ademen brengt helderheid en rust in het lichaam en vandaar ook in de menselijke geest. Het is door het lichaam ‘uit te lijnen’ (ontspannen in te spannen) en aandachtig te ademen met de buik dat de basisenergie bewaard en verrijkt kan worden en omgezet in mentale en spirituele kracht.

De kernpassage van de Neiye wordt gevormd door een verrassende uitdrukking: bij het aandachtig centreren van je hele zijn in de opstijgende kracht of energie (de fameuze qi) tijdens de meditatie, ontstaat een helderheid in het eigen denken en voelen, zodat men kan gewaarworden dat er een diepere laag in die eigen geest (dat eigen bewustzijn) rust, waar men contact maakt met dat wat het eigen beperkte leven overstijgt — niets anders dan het Dao. Met enige ‘verwondering’ roept de Neiye dus uit: er is in het hart van het menselijke hart een ander Hart (want xin kan zowel als geest als als hart vertaald worden)!

De geest verbergt een andere geest: in het binnenste van de geest is er nóg een geest. Voor deze geest van de geest gaan gedachten aan woorden vooraf. (165vv)

Deze geest in de menselijke geest gaat aan gedachten vooraf, die zelf weer aan woorden voorafgaan, m.a.w. wat men daar ervaart is niet in gedachten, laat staan in woorden uit te drukken. Het is onze diepste vorm van contact maken met de werkelijkheid, met het leven, het is rechtstreeks contact met de Weg nog vóór het vervormend ingrijpen door ons denken en voelen, dat zo gekleurd is door onze vooringenomenheid. Het is onze diepste intuïtie van het bestaan, nog zuiver afgestemd op wat waar is, goed en mooi. Het goede nieuws is dat deze grondlaag van ons bewustzijn dus aangeboord en ontgonnen kan worden, niet door te denken en te voelen, maar door contact te maken via ons lichaam met de k/Kracht die ons aandrijft en die ons steeds zuiverder en authentieker maakt, tot we zo ontdaan zijn van elke culturele en egoïstische vervorming, en eindelijk weer authentiek denken, voelen, zijn — natuurlijk, zoals de Weg is.

Als men haar eerbiedig een woonplaats aanbiedt, komt de essentie uit zichzelf. Als men haar ernstig en eerbiedig overweegt, vindt men tenslotte de essentie. Vat haar en verlies haar niet, zonder dat je ogen en oren afdwalen, zonder dat je hart andere plannen koestert! Als het hart vast in het midden gevestigd staat, dan ontvouwen de tienduizend dingen zich harmonisch en vervult het Dao alles onder de hemel. Het breidt zich onder de mensen uit zonder dat zij het merken. (140vv)

In het klassieke daoïsme werd dit luisteren naar de Geest in de geest of het Hart in het hart ongetwijfeld doorheen het dagelijks leven beoefend. Het strikte op een kussen gaan zitten is maar later gekomen, mede onder invloed van het (Chan-)boeddhisme. Niettemin is meditatie een zeer geëigende manier om die diepere zone van rust en kracht in ons aan te boren, voorgoed aan te boren. Maar er is méér meditatie dan op een kussen…

In zijn centrum ordent hij zijn hart, zo worden zijn zintuigen helder en zijn vier ledematen sterk en vast. Zo kan hij de Essentie in zich herbergen! (91vv)


Alle citaten vertaald uit Jupp Hartmann, Nei Ye. Der Weg zu innere Ruhe, BoD, Norderstedt, 2020, behalve het tweede uit Romain Graziani, Ecrits de Maître Guan. Les Quatres traités de l’Art de l’esprit, Les Belles Lettres, Paris, 2011. Goede Engelstalige Wikipedia-pagina over de Neiye.

Spiritualiteit — De Leer van het Midden

Wat is nog het belang van inkeer, spiritualiteit, mystiek in onze tijd en samenleving? In de mate dat onze samenleving groter en complexer wordt, is het belang van interioriteit des te groter.

Dit is de impliciete boodschap die alle mystici en alle religies brengen, maar het daoïsme en confucianisme slagen er wel op een bijzondere manier in om deze boodschap over te brengen doordat ze meer dan eens gebruik maken van een bijzondere metafoor, nl. van het progressieve naar buiten uitgolven van een beweging. Zoals een steentje in het water eerst een binnenste kring (golf) veroorzaakt, zo veroorzaakt deze kleine kring (golf) een iets grotere kring buiten zich, die op zijn beurt weer een grotere veroorzaakt en zo verder.

De Daodejing drukt het zo uit: door jezelf te kennen en transformeren kan je een ander (zelf) kennen en transformeren; door je eigen familie een andere familie; door je eigen groep een andere groep; door je eigen land een ander land, en zo uiteindelijk de hele wereld:

Ik beschouw daarom (andere) personen vanuit mijzelf, families als mijn eigen familie, streken als mijn eigen streek, landen als mijn eigen land, de wereld als mijn eigen wereld. 1

Maar de verwoording van het confucianistische hoofdwerk De Leer van het Midden slaagt er wel in dit het meest gevat en rijk onder woorden te brengen:

Alleen degenen met de grootste oprechtheid in de wereld zijn in staat het beste uit hun menselijke natuur te halen. Alleen als men in staat is het beste uit de eigen menselijke natuur te halen, kan men het beste halen uit de aard van anderen. Alleen als iemand in staat is het beste uit de aard van anderen te halen, kan men het beste uit de natuurlijke neigingen van dingen halen. Alleen als iemand in staat is om optimaal gebruik te maken van de natuurlijke neigingen van de dingen, kan hij helpen bij de transformerende en voedende activiteiten van de hemel en de aarde; en alleen als iemand kan helpen bij de transformerende en voedende activiteiten van de hemelen en aarde, kunnen mensen hun plaats als leden van deze triade innemen. 2

Alleen wie werkt aan zichzelf en streeft naar zo groot mogelijke authenticiteit (zuiverheid van hart zou Jezus zeggen) is in staat het meeste te geven van zichzelf. Alleen wie het meest zichzelf ontplooit, is in staat anderen te helpen zichzelf te ontplooien, individuen zowel als collectieven. Alleen wie zo helpt anderen zich te ontplooien is in staat te zorgen voor goede ontwikkelingen in de samenleving. Alleen wie zorgt voor goeie ontwikkelingen kan ertoe bijdragen dat de wijde wereld erop vooruitgaat. Alleen wie ervoor zorgt dat de wijde wereld erop vooruitgaat is in staat bij te dragen dat alles zo optimaal mogelijk samenhangt en samenwerkt met alles.

Jezus zegt dat de zuiveren van hart God zullen zien; hij had er kunnen aan toevoegen dat de zuiveren van hart ook de meest wezenlijke bijdragen leveren aan de samenleving. Dat is nu net wat spiritualiteit wil bewerken in het hart van de mens: de zuivering van het hart, het meer authentiek worden. Echte mystici zijn kampioenen in authenticiteit; mystiek heeft niets te maken met zweverigheid of met afzondering.

Daarom blijft religie en spiritualiteit en mystiek zo belangrijk voor onze wereld, en mogen we er gerust in zijn dat ze nooit zullen ontbreken. Vormen geraken in crisis, maar de essentie is te wezenlijk en zal ons wel nooit ontbreken.


1 K. Schipper, Lao Zi. Het boek van de taoïstische en de innerlijke kracht, Augustus, Amsterdam, 2010, h. 54.

2 The Doctrine of the Mean, geciteerd in Y. Wang-Q. Dao-G.Guan, History of Chinese Philosophy Through Its Key Terms, Springer, Nanjing, 2020, 1.4.

Grond — Meister Eckhart

De grote meester van de westerse mystiek, Bernard McGinn, omschrijft de mystiek van Meister Eckhart als ‘mystiek van de Grond’ (The Mystical Thought of Meister Eckhart, 2003, p. 37). Daarmee bedoelt hij dat het beeld van de grond het meest centrale beeld is bij deze Duitse mysticus. Want de ‘grond’ mag wel een filosofisch en abstract begrip zijn (‘de grond van een zaak’), het is eerst een kosmisch symbool: de bodem, de aarde waarop we staan, de grond die planten, dieren en mensen draagt. Eckhart maakt o.a. door het gebruik van andere beelden zoals ‘vonkje’ en ‘burchtje’ duidelijk dat die grond zich in de kern, in het centrum, in het hart van de mens bevindt. In ons lichaam bevinden zich onze geestelijke krachten, in onze geestelijke krachten bevindt zich onze grond, als onze diepste essentie.

Voor Meister Eckhart is christelijk leven en mystiek dan ook het bewust worden van, inkeren in die grond. Het uitvloeien van de kosmos en de mens uit God, in het scheppingsproces, moet door geloof en liefde als het ware omgekeerd worden in het terugkeren in die numineuze Oorsprong, door een voortdurende en zo bewust mogelijke doorbraakervaring. Alle dagdagelijkse werkelijkheid moet ‘doorbroken’ worden naar de goddelijke Werkelijkheid toe. Ik sta hier en nu in de Grond. De (tijdelijke) oorsprong uit God is in feite de (eeuwige) aanwezigheid van God in de wezenskern van de mens, die Meister Eckhart de ‘grond’ noemt, een term die dus gericht is op het doorbreken en op z’n kop zetten van de dagdagelijkse vorm van ons bewustzijn van onszelf en de dingen. Alle dingen schieten op uit deze ‘ongeschapen en onschepbare’ en ‘grondeloze Grond’ en hebben geen apart bestaan tenzij in deze goddelijke Grond. God is te vinden in de kern alles en van de mens, waar Gods grond en de grond van de mens één zelfde grond is (‘da gottes grund und der sele grund ain grund ist’, Pr. 5b).

Alle schepselen zijn geroepen om binnen te gaan ‘in den einvaltigen grunt, in die stillen wüeste, dâ nie underscheit îngeluogete’ (Pr. 48), d.w.z. om hun individualiteit te doorzien naar hun non-duale verbondenheid en eenheid met elkaar toe in de goddelijke Grond en deze zo intens mogelijk gewaar te worden. 1 De grond, de plaats van het godscontact, van de mystiek, is dus geen ding, maar een vorm van bewustzijn, een diepte of laag van bewustzijn. Het is die bewustzijnsvorm of -toestand waar we niet meer zo kleven aan de dingen of ervaringen die ons onmiddellijk omgeven en bevolken en onze aandacht vragen, maar tegelijk en vooral bewust zijn van… niets in het bijzonder en alles tegelijk. Het is vooral een manier van bewustzijn: niet grijpend, kiezend, selecterend, evaluerend, oordelend, maar ontvangend, waarderend, scheppend, koesterend, liefhebbend. De grond van Meister Eckhart is onze radicale openheid op de werkelijkheid. De openheid van het kind, die zich heel gauw sloot, misschien zich reeds begon te sluiten nog in de moederschoot. De Grond is Openheid, wanneer de kring om ons ik transparant wordt, verdwijnt, wanneer ons ego verdwijnt en pure openheid wordt.

Enkele teksten waarin Meister Eckhart dit mooi en vanuit verschillende hoeken uitlegt:

  • de grond als de plaats van Gods aanwezigheid:

De nabijheid van God en de ziel is van dien aard, dat er tussen hen geen onderscheid bestaat in de waarheid. Het kennen waarin God zichzelf kent is hetzelfde als het kennen van elke zich aan de wereld onttrokken hebbende geest. De ziel ontvangt haar zijn direct van God; daarom is God de ziel nader dan zij zichzelf is; daarom is God in de grond van de ziel met zijn hele godheid. 2

  • de grond als volkomen kennis van alles:

Aan de ziel waarin God geboren moet worden moet de tijd ontvallen, en zij moet aan de tijd ontvallen en opstijgen en verblijven in een inkijken in die rijkdom van God: daar is wijdte zonder wijdte en breedte zonder breedte; daar kent de ziel alle dingen en kent ze daar volkomen. 3

  • de grond als wijzeloos zijn:

Wanneer ik in de grond, op de bodem, in de stroom en in de bron van de Godheid kom, vraagt niemand mij waar ik vandaan kom of waar ik geweest ben. Niemand heeft me daar gemist, daar ónt-wordt ‘God’. 4

  • de grond als volkomen godservaring:

Een mens zal naar het veld gaan en zijn gebed zeggen en God kennen, of hij zal in de kerk zijn en God kennen: als hij God méér kent doordat hij op een rustige plek vertoeft, komt dat door zijn eigen ontoereikendheid en niet vanwege God. Want God is gelijkelijk in alle dingen en op alle plaatsen en hij is bereid, voor zover het aan hem ligt, zich overal op gelijke wijze te geven. Alleen hij kent God echt, die hem overal als gelijk kent. 5

  • de grond als keuzeloos gewaarworden:

Het is waar: wil je die edele geboorte vinden, dan moet je alles wat menigte is achter je laten en terugkeren naar de oorsprong en de grond waaruit je gekomen bent. De krachten van de ziel en al hun werk, dat alles is menigte; geheugen, verstand en wil, dat alles vermenigvuldigt jou, en daarom moet je ze allemaal loslaten: bewustzijn en voorstellingsvermogen en alles waarin je jezelf vindt en beoogt. 6

  • de grond als ervaring van de wereld en van het Ultieme inéén:

Men vraagt me vaak of de mens zo ver kan komen dat noch de tijd, noch de menigvuldigheid, noch de materie hem hinderen. Ja, dat kan werkelijk! Als deze geboorte echt plaats vindt, dan kan geen schepsel je meer hinderen, sterker: ze wijzen je alle op God en op die geboorte. Dat kunnen we vergelijken met de bliksem: wanneer die inslaat, keert hij wat hij treft, hetzij een boom of een dier of een mens, naar zich toe met zijn inslag; en slaat de bliksem in achter iemands rug, dan werpt hij die mens omver met het gezicht naar zich toe. Als een boom duizend bladeren zou hebben, dan zouden zie zich allemaal met de juiste kant naar de inslag toekeren. Kijk, dat overkomt allen die door deze geboorte geraakt worden: die worden terstond op deze geboorte gericht met al hun hebben en houden, hoe plomp die dingen ook mogen zijn. Ja, wat voordien een hindernis voor je was, helpt je nu verder. Het hele gezicht wordt op die geboorte gericht; ja, uit alles wat je ziet en hoort, wat het ook mag zijn, kun je niets anders meer in je opnemen dan uitsluitend deze geboorte; ja, alle dingen worden voor jou louter God, want in alle dingen heb je enkel en alleen God op het oog. Precies zoals wanneer je lang in de zon kijkt: in wat je daarna ziet vormt zich de zon. Als het je daaraan ontbreekt dat je God zoekt en Hem in alles en ieder ding op het oog hebt, dan ontbreekt je ook die geboorte. 7

  • de grond als loslaten:

Vóór alles is dit noodzakelijk: eigen je niets toe. Laat jezelf helemaal los en laat God het werk in je en voor je doen zoals Hij dat wil. Het werk is dan het zijne, het woord het zijne, de geboorte de zijne en alles wat je bent helemaal. Want jij hebt jezelf losgelaten en bent uit je krachten en hun werking en uit de eigenheid van jouw wezen weggetrokken. Daarom moet God helemaal in je wezen en je krachten binnengaan, omdat jij jezelf van alle eigenheden hebt beroofd en jezelf woest en ledig gemaakt hebt. (…) Laat deze eeuwige stem in je roepen zoals het haar behaagt, en wees leeg van alles, wees woestijn. 8

Is deze grond-houding in ons, houding van openheid en ontvankelijkheid, niet een houding van liefde? Liefde is openheid, openheid is liefde. Meister Eckhart staat niet bekend als een minnemysticus, maar hij is het op eminente wijze.


1 Meestal is de ‘Grond’ bij Meister Eckhart de godheid die Vader, Zoon en Geest gemeenschappelijk hebben en waaraan ze ontspringen, maar soms is de Grond identiek met de Vader zelf (bv. DW 51).

2 C.O. Jellema, Meister Eckhart. Over God wil ik zwijgen. Preken en traktaten, Historische Uitgeverij Groningen, 2010, preek 24.

3 Jellema, preek 2.

4 Frans Maas, Meister Eckhart. Van God houden als van niemand, VBK Media, 2004, preek 11.

5 Maas, preek 15.

6 Jellema, preek 7.

7 Jellema, preek 7.

8 Jellema, preek 34.

Van binnenuit — Edith Stein

De biografie van Edith Stein (1891-1942) is welbekend: opgegroeid in een Joods gezin in Breslau, dan een vroegrijpe keuze voor het atheïsme, een langzame bekering tot het christendom als volwassene, nadat ze reeds schitterende filosofiestudies achter de rug heeft en assistente is geworden van niemand minder dan Edmund Husserl, intrede in de Karmel van Keulen, en tenslotte deportatie en vergassing in het concentratiekamp van Auschwitz-Birkenau.

Meestal heeft men het over haar levenswandel of haar betekenis als filosofe in de school van Husserl, maar Edith Stein heeft ook een duidelijke betekenis in de geschiedenis van de Karmelspiritualiteit en -mystiek. Het sterkst komt dit tot uiting in haar testamentaire werk Wetenschap van het kruis, waar zij de schets van de leer van Johannes van het Kruis op enkele plaatsen onderbreekt door een ver doorgedreven fenomenologische analyse van de werking van de menselijke psyche in de mystieke ervaring.

In haar omvangrijkste werk Eindig en eeuwig zijn komen ook bijzondere teksten voor die dit voorbereiden. In volgende tekst heeft ze het over het fenomeen van ‘inkeer’. Deze thematiek van de christelijke en karmelitaanse spiritualiteit krijgt ook hier een fenomenologische benadering die haar al heel wat hedendaagser, aansprekender en relevanter maakt:

In het binnenste is het wezen van de ziel naar binnen toe opengebroken. Als het ik hier leeft – op de bodem van zijn zijn, waar het eigenlijk thuis is en thuishoort – dan bespeurt het iets van de zin van zijn zijn en wordt het zijn gebundelde kracht gewaar vóór de splitsing in afzonderlijke krachten. En wanneer het van hieruit leeft, dan leeft het een vol leven en bereikt het de hoogte van zijn zijn. 1

Inkeer wordt hier niet (meer) voorgesteld als het achterlaten van de wereld en het lichaam om de goddelijke Ander te vinden, maar als een thuiskomen bij het eigen diepste zelf, waar men integer is en waar alle persoonlijke krachten gebundeld leven. Hier put men ook de grootste levenswijsheid en krijgt men zin voor de samenhang van het bestaan. Hier vindt men de diepste vorming en zelfrealisatie, die men dan kan aanwenden in de omgang met anderen en de samenleving.

Het persoonlijke ik is in het binnenste van de ziel geheel en ten diepste thuis. Als het hier leeft, dan kan het beschikken over de gebundelde kracht van de ziel en zich vrij inspannen. Dan is ook het ik het dichtste bij de zin van al wat gebeurd en open voor de eisen die op hem afkomen en het meest geschikt om de betekenis en draagwijdte ervan in te schatten. Er zijn echter slechts weinig mensen die zo ingekeerd leven. Bij de meesten heeft het ik een standplaats aan de oppervlakte. … Wie echter ingekeerd leeft in de diepte, ziet ook de kleine dingen in de grote samenhang; alleen hij vermag hun waarde – aan de laatste maatstaven gemeten – op de juiste wijze te schatten en zijn handelwijze overeenkomstig daarmee te regelen. Alleen zijn ziel is op weg naar de laatste vorming en voltooiing van haar zijn. Wie slechts bij gelegenheid in de diepte van zijn ziel terugkeert om dan weer aan de oppervlakte te vertoeven, bij hem blijft de diepte onvoltooid en kan zij haar vormende kracht niet ontplooien naar de meer naar buiten gelegen lagen. Misschien zijn er ook mensen die helemaal niet tot hun laatste diepte komen en daarom ook niet tot de voltooiing van hun zijn, tot een volledige vorming van hun ziel volgens hun wezensbestemming. 2

Inkeer is met andere woorden volledig thuiskomen in de eigen persoonlijkheid, haar bewust en vrij integreren in het dagelijkse leven en inzetten voor de wereld om zich heen.

Van binnen uit volgt ook de uitstraling van het eigen wezen, dit onwillekeurig geestelijke uittreden uit zichzelf. Hoe ingekeerder een mens in zijn binnenste leeft, des te sterker is deze uitstraling die van hem uitgaat en anderen in zijn ban brengt. Des te sterker draagt ook geheel zijn vrije, geestelijke houding het stempel van zijn eigen persoonlijke aard, die in het binnenste haar tehuis heeft. Des te sterker wordt verder het lichaam erdoor getekend en juist daardoor ‘vergeestelijkt’. 3

Verderop in haar boek laat Edith Stein deze algemeen-menselijke inkeer naadloos overgaan in de mystieke inkeer. Maar de waarde van deze bladzijden bestaat er vooral in te wijzen op het algemeen-menselijke en grote belang van naar-binnen-gaan. Iets wat we ook terugvinden bij Etty Hillesum.


1,2,3 Edith Stein, Endliches und ewiges Sein. Versuch eines Aufstiegs zum Sinn des Seins, Edith Stein Werke II, Nauwelaerts-Herder, Leuven-Freiburg, 1950, p. 402-405. Nederlandse vertaling door Romaeus Leuven, De weg naar binnen, Descléé De Brouwer, Brugge, 1966.

Alle dingen ondersteunen — De Leer van het Midden

De Zhong-Yong is één van de ‘Vier Geschriften’ die Confucius opnam in zijn fameuze canon van grondleggende confucianistische geschriften; de schrijver ervan is onbekend. Een meer letterlijke vertaling zou zijn: (Het geschrift van) het Centrum en de Harmonie, want dat betekenen de twee Chinese karakters Zhong en yong.

Alleen de volkomen oprechte persoon kan zijn eigen essentie verwezenlijken. Door zijn eigen essentie te actualiseren, kan hij de essentie van anderen volledig actualiseren. Door de essentie van anderen volledig te actualiseren, kan hij de essentie van alle dingen volledig actualiseren. In staat om de essentie van alle dingen volledig te actualiseren, kan hij Hemel en Aarde helpen bij hun transformatie en instandhouding. In staat om te helpen bij de transformatie en het instandhouding van de Hemel en de Aarde, vormt hij een drie-eenheid met Hemel en Aarde. 1

Daarover gaat deze bijzondere tekst ook: door onszelf te centreren kunnen we de harmonie in onszelf en in onze omgeving bevestigen of herstellen. De idee van het juiste midden bewaren treffen we ook bij de Boeddha aan: wijsheid vinden we op zowel intellectueel als praktisch vlak door niet toe te geven aan de aantrekkingskracht van uitersten, maar door tussen de twee extremen het juiste midden, het centrum te zoeken. Het is eigen aan tijden van culturele teloorgang wanneer ‘het centrum zoek raakt’ (W.B. Yeats).

Maar typisch voor het confucianisme is het vertrouwen dat individueel evenwicht ook voor evenwicht in de onmiddellijke en wijde omgeving zal zorgen (‘Aarde’) en zélfs in het ruimere kosmische bestel van natuur en klimaat (‘Hemel’). Waar de oude Chinezen dit wel wat te magisch opvatten, moet de actuele samenleving daarentegen duidelijk en beschaamd toegeven dat we effectief steeds meer de concrete gevolgen van persoonlijk onevenwicht op onze planeet meemaken. Ons innerlijk onevenwicht verstoort inderdaad het evenwicht in de natuur.

Alleen die persoon die volledig zijn oprechtheid heeft verwezenlijkt, is in staat om de touwtjes van het Grote Net van de Wereld aan te passen; is in staat zich te vestigen in de Grote Wortel van de Wereld; is in staat de transformaties en de koestering van hemel en aarde te begrijpen. Zo oprecht is zijn ren; zo ondoorgrondelijk is zijn diepte; zo groot is zijn weidsheid. Wie is in staat dit te begrijpen, behalve iemand die de vaste, scherpzinnige, lichtende, wijze intelligentie heeft — die doordrongen is van Hemelse Deugd? 2

Er zijn nog twee termen in de ‘Leer van het Midden’ die de sleutel tot dit onwrikbare evenwicht bieden: (zelf)vervolmaking en het erg moeilijk te vertalen ren. Ren betekent tegelijk deugd, deugdelijkheid, rechtgeaardheid, menselijkheid, altruïsme en zelfs liefde. Het is het rotsvaste geloof en de essentie van de confucianistische ethiek dat mensen van nature die ren in zich hebben en haar in elk geval kunnen cultiveren en vervolmaken.

Het hele leerproces van het leven is erop gericht de ren te ‘perfectioneren’, zodat we in staat zijn in alle omstandigheden het midden te bewaren en zo de harmonie in de samenleving te ondersteunen en bevorderen. Studie en meditatie (ook centraal in het confucianisme) moeten levenslang in dienst staan van dit harmonie scheppende gecentreerd-zijn. Studeren om menselijk te worden — zou dat geen zinvol leitmotiv kunnen zijn voor onderwijs en cultuur in het algemeen?


1,2 Charles Muller, The Doctrine of the Mean, 1991, http://www.acmuller.net/con-dao/docofmean.html, nrs. 22-32.

Letten op wat in ons is — Johannes van het Kruis

Van het Woord des Vaders

zwanger, komt de Jonkvrouw

onderweg u vragen

om een onderkomen.

Het geschapene vergeten;

Die het schiep indachtig zijn;

letten op wat in u is;

liefde geven aan de Beminde. 1

Dit zijn de twee kortste gedichten, coplas, van de Spaanse mysticus Johannes van het Kruis. Het eerste beeldend, het tweede abstracter, beide heel karakteristiek voor hem. En beide ook zowel zijn rijkdom naar voren brengend als de moeilijkheid om hem vandaag te lezen. Het eerste toont aan hoe door en door vroom-katholiek hij is, wat niet elke christen, elke gelovige kan appreciëren; het tweede toont aan hoe dualistisch zijn denken is, of lijkt.

Het helpt om te weten dat het eerste gedichtje bedoeld was als lied bij het feest van Kerstmis: de context van dit liturgische feest doet hem naar het beeld van Maria grijpen. Zoals zij ooit op zoek was naar een herberg om haar zoon in ter wereld te brengen, zo is zij nu ook op zoek naar harten waarin Christus opnieuw geboren kan worden. Dat laatste is een motief dat vaak terugkeert in de christelijke traditie, van het Nieuwe Testament over Eckhart en Angelus Silesius tot in de twintigste eeuw. ‘Gelovig’ zijn is de ziens- en zijnswijze van Jezus van Nazareth opnieuw laten geboren worden in je gedachten, woorden en daden. Dit kan gevoelsmatig-devotioneel starten, maar als het niet groeit in de richting van mystieke bewogenheid door een ander Centrum, is het zinloos.

Het tweede gedicht, dat als titel ‘Korte samenvatting van de volmaaktheid’ meekreeg, lijkt hopeloos dualistisch. Keer je af en weg van de wereld (‘het geschapene’) en keer je toe naar God (de Schepper), God alléén. Het woord ‘vergeten’ lijkt het alleen maar erger te maken. Eigen bedrijfje vergeten, eigen vrouw en kinderen vergeten, de pracht van de kosmos vergeten? Is God dan toch jaloers op onze verantwoordelijkheden en liefdes? Dat is niet wat Johannes bedoelt als hij argeloos de dualistische taal van zijn cultuur overneemt. Nergens spreekt hij écht misprijzend over de schepping, integendeel. Wat hij wel bedoelt is dat uiteindelijk het Ultieme voorop moet staan in onze persoonlijke keuzes, waarbij we dat Ultieme of Goddelijke niet langer buiten onszelf en onze kosmos plaatsen, maar als ons aller diepste kern. Dan is het helemaal geen verraad aan onszelf en aan elkaar.

De afkeer voor de dualistische inkeer mag ons niet afkeren van de ware, authentieke inkeer naar de stille kern in onszelf en in alle dingen. Naar binnen gaan of ‘luisteren’ (Etty Hillesum) is cruciaal voor de ontwikkeling van onszelf en van onze samenleving. Mystiek van de inkeer blijft wezenlijk, zolang we dat niet als afkeer van de wereld, maar toekeer naar het Diepste van de wereld zien. Dualistische mystiek leidt — vergissen we ons niet — tot afschuwelijke consequenties, zoals conversietherapieën voor homoseksuelen en andere waanzin…


1 Joannes van het Kruis, Mystieke werken, Carmelitana, Gent, 1975, p. 250.