Hindoes, jaïns en boeddhisten, alle religieuze professionals die hij in zijn cultuur vindt en hun dierbare, veelgeprezen praktijken, krijgen er achtereenvolgens stevig van langs van de tantrisch-boeddhistische Indische mysticus Saraha:
Bah! Brahmanen weten niet eens waar het om gaat: vergeefs zingen zij hun vier Veda’s. Zij reciteren, aarde, water en kusha gras in de handen, en zitten thuis vuuroffers te maken. Hun verplichtingen zijn zinloos, de bijtende rook prikt enkel maar hun ogen. Met staf of drietand, gekleed als heren poseren zij als wijzen en geven zij ascetisch advies. Fakes zijn het, hun fouten misleiden de wereld; goed en kwaad kunnen zij niet van elkaar onderscheiden. 1
Zijn spot is bijtend, grof misschien zelfs. De kritiek die mystici op hun meer op het uiterlijke gericht blijvende mede-religieuze figuren hebben is inderdaad vaak heel bitter. Er is en zal altijd een gespannen verhouding blijven tussen mystiek en (institutionele) religie. Omdat mystici naar de diepte, naar de kern van iets gaan en bijgevolg altijd het meer naar buiten, naar de oppervlakte gelegen gedrag zullen relativeren en – wanneer het met onoprechtheid gepaard gaat – aanvallen. En ook omdat institutionele religie die weg van de mystici en hun kritiek niet eens kan begrijpen, laat staan appreciëren.
Het is onmogelijk alle details van de beschimpte, puur uiterlijke praktijken die Saraha hier opnoemt in kort bestek te verklaren, maar naar het eind toe komt de essentie te sprake. Hier openbaart Saraha zich immers als een tantrische mysticus en bovendien aanhanger van een bepaalde school binnen het boeddhisme: de school van het Grote Zegel (Mahamudra). Zijn kritiek — en het is gelijkaardig bij mystici uit andere stromingen en religieuze tradities — stoelt op het fundamentele inzicht dat religie en alledaags leven niet van elkaar ge/onder-scheiden mogen worden.
Mahamudra en vergelijkbare stromingen gaan heel ver in het beklemtonen van non-dualiteit. Het gaat er niet om dat al die praktijken van de gevestigde religies zinloos zijn, op voorwaarde dat je ze verbindt met altijd en overal beleefd mededogen, en dat je ze verbindt met het dagelijkse leven. Als je de innerlijke vrijheid, de vereniging, de heiligheid, het Goddelijke, het Ultieme niet zoekt en dan ook vindt in datgene waar je mee bezig bent, dan zal je het ook niet vinden op een meditatiekussen of in een kerk of zo. In non-dualiteit is álles een manifestatie van het Ultieme, en het uitkiezen van iéts (strikt ‘religieus’) de beste manier om dit Alles te verspelen:
Welk nut hebben pelgrimstocht of woudpenitentie? Ga je bevrijding vinden door jezelf onder te dompelen in water? Mededogen verwerpend, verstrikt in leegte, zal je het hoogste pad niet vinden. Maar als je erin slaagt leegte met mededogen te combineren, dan zal je niet vasthaken in het bestaan (samsara), noch in nirvana. Hey! Geef toch de leugens op die je vastbinden; wees vrij van wat je op dwaalwegen leidt! Bewust van dát, is er niets anders; in realisatie is alles dàt. 2
Maar hier knelt het schoentje: het is een langzaam leerproces om te leren niet-kiezen – en daar kan meditatie dienstig zijn.
1,2 Roger R. Jackson, Tantric Treasures, Oxford University Press, Oxford, 2004, pp. 53 e.v.