Vrouwe Liefde — Mechthild van Magdeburg

De Duitse begijn, dominicaanse derde-ordelinge en later lid van de benedictinessengemeenschap van Helfta, Mechthild van Magdeburg (1207 – c. 1282/1294), was wellicht van de adel, want ze genoot een heel goede opleiding, zodat ze vertrouwd was met de hoofse minnelyriek en met de minnemystiek in de school van Bernardus e.a.

Aan het begin van haar geschrift Het vloeiende Licht van de Godheid, dat ze neerschreef op vraag van God (in een visioen) en van een priester die haar begeleidde, staat een merkwaardige tekst:

De ziel kwam bij Liefde, groette haar met grote eerbied, en zei: ‘God groet je, vrouwe Liefde!’ – ‘Moge God u belonen, vrouwe Koningin!’ – ‘Vrouwe Liefde, je bent inderdaad volmaakt!’ – ‘Vrouwe Koningin, daarom ben ik boven alle dingen verheven!’ – ‘Vrouwe Liefde, je hebt vele jaren moeten vechten vooraleer je de verheven Drie-eenheid zover kreeg om zichzelf helemaal uit te storten in de nederige, maagdelijke schoot van Maria!’ – ‘Vrouwe Koningin, jij kende een gelukkige uitwisseling!’ – ‘Vrouwe Liefde, je hebt mijn jeugd van me gestolen!’ – ‘Vrouwe Koningin, in ruil daarvoor heb ik je menig heilige deugd gegeven!’ – ‘Vrouwe Liefde, je hebt mij bezittingen, vrienden, kennissen ontstolen!’ – ‘Komaan nu, vrouwe Koningin, wat een laaghartige klacht!’ – ‘Vrouwe Liefde, jij hebt van mij de wereld, wereldse eer, en alle aardse rijkdommen weggenomen!’ – ‘Vrouwe Koningin, dat zal ik in één enkel goedmaken met de Heilige Geest op aarde, net zoals je dat verlangt!’ – ‘Vrouwe Liefde, je hebt me in zo’n engte gebracht dat mijn lichaam geradbraakt is door een vreemde zwakheid!’ – ‘Vrouwe Koningin, in ruil daarvoor gaf ik je sublieme kennis!’ – ‘Vrouwe Liefde, je hebt mijn vlees en bloed verteerd!’ – ‘Vrouwe Koningin, zo werd jij gelouterd en in God getrokken!’ – ‘Vrouwe Liefde, je bent een dief; maak ook dat goed!’ – ‘Vrouwe Koningin, kom dan en neem me!’ – ‘Vrouwe Liefde, nu heb je mij honderdvoudig beloond op aarde!’ – Vrouwe Koningin, daarenboven mag je God en heel zijn koninkrijk vragen!’ 1

De tekst is om vele redenen merkwaardig. Om te beginnen omdat ze zich hier richt tot ‘Vrouwe Liefde’ (Frauwe Minne). Het gaat hier om iemand die zelfs boven de Drie-eenheid staat en die als zelfstandige entiteit wordt gezien, ja als Godin. Die entiteit die voorbij de drie Personen is, moet wel het diepste mysterie of wezen van God zijn, net zoals Meister Eckhart spreekt van de ‘Godheid’ voorbij de drie Personen. De eigenlijke gesprek- en levenspartner van Mechthild is deze goddelijke Essentie, de Liefde. Haar boodschap is dus: boven alle religieuze verbeelding, leef met de Liefde!

Verder is dit geen onderdanig gebed van een schepsel tot haar Schepper, maar een mentaal tornooi, omdat Mechthild zich bewust is dat de liefde haar doet spreken, en dus de Ander reeds in haarzelf aanwezig is, met alle goddelijke waardigheid en vrijheid. Wij zijn reeds de goddelijke Liefde, dat vormt onze diepste waardigheid, roeping en vrijheid.

Die Liefde is de volmaaktheid van God. Stout durft Mechthild de Liefde hoger situeren dan de God van de openbaring, grote paradox als de Liefde de verborgen essentie is van die heilshistorische God. In elk geval vond door die Menswording een ‘wonderbare uitwisseling’ tussen God en mens plaats, waardoor de mens nu zo vrijmoedig met God kan omgaan.

De verdere dialoog, onderbroken door het sublieme verwijt van onredelijkheid vanwege de Liefde, gaat over wat de Liefde allemaal vraagt van de mens of welke lijdensweg zij de mens doet gaan door haar eisen. Dit is de mens die soms innerlijk zou willen klagen over de lasten van de liefde, over de eenzaamheid en de moeite die de ingeslagen weg van de authentieke liefde met zich meebrengt. Maar de Liefde is zelf de beloning voor die keuze, en brengt uiteindelijk in haar sleep ook gewoonmenselijke vreugden met zich mee. En dat beseft degene die, zoals Mechthild, voor de liefde heeft gekozen. Deze mens is niets minder dan een koningin (of koning) temidden van de schepping!

Deze dialoog is niet enkel literatuur, het is duidelijk dat Mechthild ook zo zal gebeden hebben — tot vrouwe Liefde. Zonder verbeelding kan de mens niet leven. Daarom kunnen we het Ultieme als vrouwe Liefde zien, de liefde als Godin, en bidden tot haar om in haar omgevormd te geraken.


1 Mechthild of Magdeburg, The Flowing Light of the Godhead, tr. Frank Tobin, Paulist Press, New York, 1998, pp.39-40.