Is de sterfelijkheid van de mens niet het grootste probleem dat er bestaat? Dat ik op een dag moet ophouden te bestaan, is dat niet de onnoemelijke frustratie van het menselijke bestaan? Religies zijn in belangrijke mate pogingen om onder deze sterfelijkheid uit te komen. Steeds heeft de mens geprobeerd om zijn sterfelijkheid te negeren, gewoon uit zijn bewustzijn te weren door de carpe diem-mentaliteit, zoals we die gaan noemen zijn. Denk niet aan de sterfelijkheid, dan word je er niet door geplaagd! Als we eenmaal dood zijn, weten we dat niet meer… De meeste mensen kunnen geen genoegen nemen met deze ‘oplossing’ van het probleem, en geloven in een of andere vorm van onsterfelijkheid: na de dood gaat het leven verder, op één of andere veranderde wijze. Het geloof in de hemel, reïncarnatie…
Er is nog een derde vorm van omgaan met sterfelijkheid, die we vooral in het Chinese daoïsme terugvinden, en het meest welsprekend verwoord bij Zhuang Zi. Deze derde vorm van omgaan met sterfelijkheid is geen vlucht vooruit (carpe diem) en ook geen vlucht naar boven (hemel), maar een hartstochtelijke duik in de sterfelijkheid. Voor Zhuang Zi is bestaan een eeuwige, onophoudelijke verandering of transformatie. Onze geboorte was de transformatie van het één in het ander en zo zal onze dood ook een transformatie van het één in het ander zijn. Enkele vrienden van Zhuang Zi hebben het daarom op een bijzonder onderhoudende manier over hun eigen heengaan:
Meester Yu werd daarop plotseling ziek, en Meester Si ging vragen hoe het met hem ging. Meester Yu zei: ‘Geweldig is de schepper, dat hij bezig is mij zo schots en scheef te maken! (…) ‘Vind je het naar?’ vroeg Meester Si. ‘Welnee! Waarom zou ik het naar vinden? Als hij mijn linkerarm in een ei verandert, dan word ik daarna een haan die de dageraad aankondigt.‘ (6,7) 1
Het lijkt cynisme maar is het niet. Het uitgangspunt van het Chinese denken is immers het geloof in de radicale eenheid van alle levensvormen in een dieperliggende essentie, de psychofysieke energie waaruit alles is opgebouwd en die aangedreven wordt door de motor van de Grote Transformatie, het eeuwige overgaan van de rustende in de actieve modus en omgekeerd. Alles is vitale energie (qi of ch’i), ofwel in actieve fase (yang) ofwel in rustende fase (yin), ofwel in subtiele vorm ofwel in vaste vorm. Alles verandert voortdurend, gaat van de ene toestand in de andere over, en als die zijn hoogtepunt bereikt keert het proces cyclisch om en gaat het weer naar de eerste toestand, tot die zijn hoogtepunt bereikt en weer omslaat in de andere toestand…
Niets gaat verloren. Vormen rijzen op in het deeg van de kosmos en verdwijnen weer. Dit kan natuurlijk alleen gewaardeerd worden door de mens die erin slaagt zich los te maken van zijn individualiteit of identiteit, en erin slaagt zich één te maken en één te weten met het Geheel. Ik sterf wel, maar uit mijn lichaam en geest ontstaat elders weer een andere bestaansvorm op deze aarde, en uit de eventuele ondergang van onze aardbol ontstaat dan wel weer elders in de kosmos een andere vorm van nieuw bestaan. Eén zaak verandert niet: de eeuwige verandering van het Geheel.
Opeens groeide er een gezwel op de arm van Meneer de Malle. Hij schrok ervan en keek niet vrolijk. ‘Vind je het akelig?’ vroeg Meneer Gedrocht. ‘Welnee!’ antwoordde Meneer de Malle. ‘Wat zou ik daar nou akelig aan vinden? Leven is niets anders dan lenen. Dat wat we lenen om te leven is stof. Leven en dood zijn als dag en nacht. Hier zijn we om de kosmische veranderingen te aanschouwen, en nu ben ik het zelf die aan verandering onderhevig is. Wat zou ik daar nou akelig aan vinden?’ (18,3) 2
Leven als zich afstemmen op voortdurende verandering — een dagelijkse kleine dood — en eenmaal de grote dood van mijn ‘identiteit’. Niet te pruimen voor wie vasthoudt aan zichzelf, maar dankbaar te genieten voor wie zich identificeert met het Geheel. Deze gedachte is zeker en vast één van de belangrijkste redenen waarom Zhuang Zi zo een grote invloed en aantrekking blijft uitoefenen.
‘Zij die vrede hebben met het verloop van de tijd en berusten in de natuurlijke gang van zaken, op hen kan verdriet noch vreugde enige vat krijgen. Dat is wat de ouden noemden: “van boeien bevrijd zijn”.’ (6,7) 3
1,2,3 Kristofer Schipper, Zhuang Zi. De volledige geschriften, Augustus, Amsterdam, 2007, pp. 115 en 239.