Voor God dansen — Mirabai

Mirabai is een hindoeïstische mystica uit Rajasthan die leefde van rond 1498 tot 1547. Zij is heel geliefd in India omwille van haar verrukkelijke liederen. De lyriek ervan is heel intens en naïef. Na vijf jaar huwelijk met een lokale prins — ze was uitzonderlijk mooi — werd ‘dame’ (bai) Mira weduwe en door haar schoonfamilie vervolgd. Na een poging tot vergiftiging trok ze weer naar haar ouderlijke huis en later was ze voortdurend onderweg op haar vele pelgrimstochten:

Mira heeft niemand anders buiten Hem. O asceet, ik heb de hele wereld doorkruist en niemand anders gevonden. Ik verliet broers en ouders, ik gaf de familiebanden prijs. Door voortdurend onder asceten te verblijven verspeelde ik mijn reputatie. Het zien van de Heer verrukte me, terwijl het zien van de wereld me diepgaand kwetste. Door haar onophoudelijk met mijn tranen te drenken cultiveerde ik de vrucht van zijn liefde. Na de melk te hebben gekarnd, onttrok ik de boter eraan en ik liet de wei staan. De Prins zond me een beker vergif, die ik met genoegen dronk. Mira is nu één met Hem, wat er ook gebeure. 1

Mira is een bhakta, iemand die zich toewijdt aan een persoonlijke godsgestalte — in haar geval één van Vishnoe’s ‘neerdalingen’, Krishna, die als een herder en met een zwart-donkere teint werd voorgesteld:

Laat zo’n volkomen geliefde voor geen ogenblik zich van je verwijderen! Doe afstand van rijkdom, van de genoegens van de geest en van het lichaam en berg hem in je hart. Kom vriendin, zie zijn gelaat, drink met je ogen de nectar van zijn schoonheid. Hij palmt je in op elke mogelijke wijze; hij weze je schepper! Hij is mooi met zijn sombere teint, de bekoorlijke, en leef al kijkend naar hem! Mira’s heer is God en door een zeer gelukkig lot vinden zij beiden hun vreugde in elkaar. 2

In de liederen van Mirabai veranderen we best de exotische namen die ze aan Krishna, haar godsgestalte, geeft in ‘hem’ en ‘hij’, om het bevreemde karakter voor westerlingen weg te nemen. Wat worden het dan ontroerende, universele teksten:

Ik dans voor Hem. En dansend zal ik mijn geliefde verheugen, en zijn liefde voor mij op de proef stellen, hoe oud ze ook is. De liefdesklokjes van Siam zijn vastgemaakt aan mijn enkels en hij heeft mij gemaakt. Van de wereld heb ik niets bewaard, traditie noch familie, noch menselijk respect. Mira laat het gelaat van haar geliefde niet los, geen ogenblik. Ze wil zichzelf immers laten doordringen van zijn kleur. 3

Met een heel menselijke liefde wijdt ze zich met heel haar wezen aan deze menselijke godsvoorstelling, maar de intensiteit van haar liefde brengt haar juist tot zelftranscendentie of ‘heiligheid’, en doet haar de eenheid met het Ultieme vinden voorbij elk denkbeeld. Zoals intense liefde de menselijke zelfzucht doet overstijgen in gewone tussenmenselijke relatie, doet ze de mens ook zichzelf overstijgen in het religieuze. Deze hartstochtelijke liefde voor het Ultieme stort zij dan uit over de mensen om haar heen.

Hier wordt duidelijk hoe ook personalistische minnemystiek mensen kan buiten zichzelf en buiten elke vorm van dualisme brengen, om één te maken met Alles, in het bijzonder met al hun broeders en zusters.


1,2,3 Nicole Balbir, Chants mystiques de Mirabai, Les Belles Lettres, Paris, 1979, pp. 7-8.