Vriendschap is de vorm die de naastenliefde tussen ons moet aannemen — René Voillaume

De taal is verouderd, maar de boodschap eeuwig actueel, in deze woorden van de opvolger van frère Charles de Foucauld (1858-1916) — deze heilige getuige van Jezus onder de moslims en ‘universele broeder’ — , nl. René Voillaume (1905-2003):

Er is geen tegenstelling tussen een bovennatuurlijke vriendschap en een natuurlijke vriendschap, alsof een vriendschap, om bovennatuurlijk te zijn, geen natuurlijke basis zou moeten hebben. Vriendschap is de vorm die de naastenliefde onder ons moet aannemen, als ze volmaakter wordt, omdat we broeders zijn die zijn gewijd aan het ‘samenleven’ in de naam van de Heer. Wees niet bang om je vriendschap een natuurlijke uitdrukking en een menselijk gezicht te geven. Bovendien ben je verplicht dit te doen wegens het leven in gemeenschap en het bestaan van zelf van de Broederschap. (…) Als deze vriendschap in het licht van God is, zal ze – ver van ons te sluiten voor anderen – ons leren om open te zijn, en onthalend voor elk van onze broeders. 1

De ‘petits frères (et soeurs) de Jésus’ die hij stichtte willen alleen maar aanwezig zijn in de samenleving, maar met de volheid van hun vriendschap.

Alle gelovigen, alle mensen zijn geroepen tot deze universele broederschap. Daartoe roepen zowel het Evangelie als de Koran als alle religieuze boeken van de wereld. op. Maar deze zusterschap moet zich uiten in concrete daden en gebaren van diepe vriendschap, die ‘het hart openen’. Niet iedereen kan onze intieme vriend-in zijn, maar we kunnen elke mens laten delen in onze vriendschap, zoals het ultieme Mysterie ons laat delen in zijn/haar vriendschap.

Moge in deze moeilijke tijden onze medemenselijkheid stralen van een warme, hartelijke vriendschap, die bruggen legt over alle verschillen en conflicten.


1 René Voillaume, Lettres aux Fraternités, Le Cerf, Parijs, 1960, I, 107-115.

‘Alle mensen zijn mijn broers en zussen’ — Zhang Zai

Omdat vooral het christendom God als vader ziet en daarom de mensen als broers en zussen ligt het voor de hand ‘zusterlijkheid’ vooral in christelijke bronnen te zoeken. Maar ook in andere religies en met name in het confucianisme leeft deze gedachte heel sterk:

Hemel is mijn vader en Aarde mijn moeder, en zelfs zo’n klein schepsel als ik vindt een intieme plek tussen hen in. Daarom, datgene wat het universum vult, beschouw ik als mijn lichaam en datgene dat het universum bestuurt, beschouw ik als mijn natuur. Alle mensen zijn mijn broers en zusters, en alle dingen zijn mijn metgezellen. De grote heerser [de keizer] is de oudste zoon van mijn ouders [Hemel en Aarde] en de grote ministers zijn zijn rentmeesters. Respecteer de ouderen – dit is de manier om hen te behandelen zoals ouderen behandeld moeten worden. Betoon naastenliefde aan de wezen en de zwakken – dit is de manier om hen te behandelen zoals de jongeren moeten behandeld worden. 1

Deze Chinese, ethische religie (sic!) ziet de individuele mens als een knooppunt in een web van relaties en het doel van het bestaan in de medemenselijkheid. De neo-confucianistische Zhang Zai (1020-1078) is een goed leerling van Confucius en anderen als Mencius: hij ziet de menselijke natuur als wezenlijk goed, maar toch bedreigd door erfelijkheid en opvoeding. Daarom moeten mensen elkaar steeds aanstuwen om de broederlijk-zusterlijke genegenheid te voeden: ‘zelfcultivering’ heten ze dit. Deze ecologie van de medemenselijkheid omvat echter ook alle wezens in de kosmos.

In deze tijd klinkt de oproep om de ouderen en zwakkeren in onze samenleving liefdevol te omzorgen zoals ‘Hemel en Aarde’ ons omzorgen wel héél actueel. En bedenk: dit komt van Chinese bodem…

Zelfs zij die moe en krachteloos, kreupel en ziek zijn, zij die geen broers of zusters, vrouwen of echtgenoten hebben, zijn allen mijn broers die in nood zijn en niemand hebben tot wie ze zich kunnen wenden. 2


1,2 Zhang Zai, Westelijke inscriptie, in Karen Armstrong, De verloren kunst van de heilige geschriften, De Bezige Bij, Amsterdam, 2019; aangepast.