Denken houdt op door leegte — Nagarjuna

Nagarjuna (150-250) is één van de belangrijkste, zo niet de belangrijkste mysticus-filosoof van het Mahayana boeddhisme. In deze moeilijke maar belangrijke tekst wijst hij erop dat gevangen zitten in ons handelen en denken ophoudt wanneer we de openheid (‘leegte’) inoefenen of toelaten. Die openheid bestaat erin de werkelijkheid te laten zijn wat ze is, door ze niet in kaders, in tegenstellingen, in vastomlijnde hoedanigheid te willen dwingen — want die zijn er in feite niet. De dingen zijn zoals ze zijn.

Het uitroeien van karma en verkeerd denken leidt tot nirvāṇa. Karma en verkeerd denken komen voort uit concepten. Concepten komt voort uit denken. Denken houdt op door leegte. 1

Op de werkelijkheid als geheel en uiteindelijk op alle dingen kunnen we een viervoudige ‘logica’ toepassen: iets is aldus, iets is niet aldus, iets is tegelijk aldus en niet aldus, iets is noch aldus noch niet aldus. ‘Aldus’: dat kan zowel over een godsbeeld gaan, of de waarde van een alledaagse belevenis zijn, of een emotie. Alles wat we meditatief overschouwen, zal uiteindelijk deze vier vormen van (waar) zijn onthullen. Dit soort meditatie laat ons met andere woorden inzien dat het denken zich stukloopt op de werkelijkheid, dat de werkelijkheid niet te pakken is, dat het ons denken is dat de werkelijkheid vervormt en ons gevangen houdt in haar netten. Gaan we dood? of gaan we niet dood? of is het tegelijk doodgaan (in zekere zin) en niet-doodgaan (in een andere zin)? of is het uiteindelijk noch doodgaan noch niet-doodgaan? Wie zal het zeggen. Of juister: we kunnen het niet zeggen.

Nagarjuna maakt het radicale apofatisme — visie die meent dat we niets kunnen weten over het Ultieme — tot een meditatiepraktijk en levenswijze voor het dagelijkse leven. Door het loslaten van wat als lijden en gevangenschap, als vreugde en verlichting geduid wordt, bestaan lijden en gevangenschap, vreugde en verlichting niet meer voor ons, laten we de werkelijkheid zijn wat ze is — en ervaren we openheid, vrijheid, beschikbaarheid, waardering, bewondering, vrede, vreugde, geluk.

Niet bekend uit de woorden van anderen, vrij, niet gefabriceerd door denken, niet geconceptualiseerd of gedifferentieerd. Dit kenmerkt zo-zijn. Wat zich voordoet in afhankelijkheid van een ander is niet aan zichzelf gelijk, noch is het t.o.v. zichzelf anders, dus het is noch niet-bestaand noch eeuwig. Dit is de nectar, de leer van de boeddha’s, de redders van de wereld. 2

Natuurlijk kunnen we niet op alle niveau’s zo leven en denken, we moeten ook nog functioneren in de samenleving. Daarom maakt Nagarjuna een onderscheid tussen ‘voorlopige waarheid’ en ‘uiteindelijke waarheid’. Dat God een vader is, is een voorlopige waarheid waarmee we in het christendom kunnen werken, over praten, op insisteren. Maar in de stilte van ons hart mogen we de uiteindelijke waarheid weten, dat God noch vader, noch niet-vader (of iets anders is), dat ‘hij’ tegelijk vader en niet-vader is, dat hij noch vader noch niet-vader is, en vrij zijn de ultieme Werkelijkheid te genieten zoals ze is. De ultieme waarheid ontzenuwt de voorlopige waarheid van haar aanspraken en maakt haar juist bruikbaar, enkel bruikbaar, eenvoudig bruikbaar, maar nooit absoluut. Dit inzicht over de dubbele waarheid zou veel kunnen ‘ontharden’ in de religies.

Onze gedachten kunnen verwijzen naar het Ultieme, maar raken het nooit. We mogen dus de maan niet verwarren met de vinger waarmee we naar de maan wijzen. De vinger is nuttig, maar is de maan niet. De gedachten die we in een bepaalde context gebruiken over het wezenlijke kunnen ons in die richting helpen, maar als we er ons aan vastklampen (bv. in het dogmatisme of fundamentalisme), blijven we vasthaken in ons denken en zullen we nooit het Ultieme zélf bereiken.


1,2 Nagarjuna, Verzen van het Midden, 18,5-12, in Barry Kenzin, Nagarjuna’s Wisdom, Wisdom Publications, Somerville, 2019.