‘Elsa, mijn liefde’ — Louis Aragon

Louis Aragon (1897-1982) is één van de belangrijkste dichters van de Franse 20ste eeuw; hij wordt wel eens de laatste Franse romanticus genoemd. Aan het front in 1918 onderscheidde hij zich met zijn moed, waarvoor hij na de oorlog gelauwerd werd. Hij sloot zich aan bij de Franse communistische partij, raakte verkozen in het centrale comité daarvan en won in 1956 zelfs de Leninprijs voor de Vrede. Maar hij zal vooral bekend blijven om zijn lyriek met betrekking tot Elsa, zijn grote liefde, waar hij tot aan zijn dood trouw aan gebleven is. De arme, het geweld en de vrouw vormen samen de grote thema’s in zijn oeuvre en geven een regelrecht religieuze dimensie eraan, ook al gaf Aragon aan een rabiate atheïst te zijn. Mede o.i.v. Elsa keerde hij zich later steeds meer af van het communisme.

In 1928 had hij kennis gemaakt met de schrijfster Elsa Triolet, met wie hij in 1939 huwde. De gedichten die hij voor haar schreef bombardeerden het koppel prompt tot één van de mythische echtparen van de Franse twintigste eeuw. Gedichten van Aragon werden vertolkt door de grootste Franse chansonniers: o.a. Jean Ferrat, Léo Ferré, Georges Brassens en Charles Trenet.

Het laatste, grote werk van Aragon is Le Fou d’Elsa, dat zowat als zijn literair testament kan gezien worden. Hij houdt er een pleidooi voor harmonieuze samenleving tussen de christelijke, joodse en islamitische cultuur aan de hand van een complex literair weefsel van geschiedschrijving van het Andaloesië van vòòr en tijdens de Reconquista, motieven uit de soefi-literatuur, en natuurlijk ook zijn liefdesgedichten voor Elsa. Dat allemaal om tegenover het (mannelijk) geweld van de gruwelijke twintigste eeuw de liefde te stellen. De liefde in de leerschool van de vrouw.

Enkele fragmenten uit Le Fou d’Elsa mogen dit welluidend aantonen:

Elle seule elle a le ciel/ Que vous ne pouvez lui prendre/ Elle seule elle a mon cœur…/ Elle seule ouvre mon âme…

Je ne vais pas cacher mon amour sous la religion, faire semblant de tourner à Dieu ce qui revient à cette femme… / moi tourné vers où je situe Dieu

Donne-moi tes mains pour l’inquiétude/ Donne-moi tes mains dont j’ai tant rêvé/ Dont j’ai tant rêvé dans ma solitude/ Donne-moi tes mains que je sois sauvé …/ Donne-moi tes mains que mon cœur s’y forme/ S’y taise le monde au moins un moment/ Donne-moi tes mains que mon âme y dorme/ Que mon âme y dorme éternellement

La faim la fatigue et le froid/ Toutes les misères du monde/ C’est par mon amour que j’y crois/ En elle je porte ma croix

Te prendre à Dieu contre moi-même/ Etreindre étreindre ce qu’on aime/ Tout le reste est jouer aux dés/ Suivre ton bras toucher ta bouche/ Etre toi par où je te touche/ Et tout le reste est des idées

L’avenir de l’homme est la femme/ Elle est la couleur de son âme/ Elle est sa rumeur et son bruit/ Et sans elle il n’est qu’un blasphème/ Il n’est qu’un noyau sans le fruit/ Sa bouche souffle un vent sauvage/ Sa vie appartient aux ravages/ Et sa propre main le détruit/ Je vous dis que l’homme est né pour/ La femme et né pour l’amour/ Tout le monde ancien va changer/ D’abord la vie et puis la mort/ Et toutes choses partagées/ le pain blanc les baisers qui saignent/ On verra le couple et son règne/ Neiger comme les orangers

J’aime d’un amour sans limite/ Une créature charnelle/ Et cette amour fasse éternelle/ O Salomon ma Sulamite

Il n’est qu’amour qui vivre vaille/ Le cœur y brûle comme paille/ Et fait paradis de l’enfer. 1

Geen groter, méér welluidend fedele d’Amore in de twintigste eeuw dan deze Aragon. De religie van de liefde kan niet anders dan de vrouw centraler stellen, niet om haar op een sokkel te plaatsen maar om van haar te léren.


1 Louis Aragon, Le Fou d’Elsa, Gallimard, Paris, 1963, pp. 62.65v.82v.85.113.196.264v. Dit kan ik niet anders dan onvertaald laten: teveel betekenis verdwijnt anders, teveel schoonheid ook.